Om mijn arsenaal aan hergebruik-ideeën uit te breiden deed ik een verfexperiment met een tweedehands blouse en avocadoschillen en -pitten. Over het resultaat ben ik niet ontevreden 🙂
We gooiden over 2019 ieder gemiddeld 90 kg aan gft-afval weg. Dat is een toename van 18% t.o.v. 2010 (CBS september 2020). En volgens Milieu Centraal is zo’n 34 kg daarvan voedselverspilling. Op hun site staan een hoop tips om je te helpen voedselverspilling terug te dringen, maar in deze blogpost ga ik het expres over dat ándere deel van de gft-hoop hebben.
Wie mij kent of al langer mijn blog leest weet misschien mijn kijk op het laten ophalen van je gft-afval wel. Je gooit geld weg! Dit zeg ik als oud-procestechnoloog van een bedrijf dat biogas en compost van dit afval maakte. Er waren zelfs plannen om vliegenmaden op het afval te kweken voor visvoer, hoewel ik niet weet of dat er uiteindelijk van gekomen is. Er valt goed geld te verdienen in de afvalwereld. En laten we wel wezen: ook CO2-vermindering en brandstofwinst als we zo veel mogelijk zelf gebruik maken van ons afval. Er komen heel wat vrachtwagens, shovels en vuilniswagens bij kijken.
De simpelste manier voor een huishouden is een composthoop. (Nee, nog makkelijker is je groente-afval gebruiken als mulch in de tuin. Mits je je niet aan wat schillen onder je planten stoort.) Composteren (of mulchen) kan alleen met rauwe groente-, fruit- en snoeiresten. Wat gekookt of verwerkt is of zuivel/vlees bevat laat je het beste achterwege. Als je dit composteert trekt het ongedierte aan en stinkt! Bij mij gaan die voedselresten in de Bokashi. En als je geen plek hebt voor een composthoop (zelfs geen toren zoals ik heb), dan zijn Bokashi of een wormenbak goede opties. Zo haal je tenminste zelf zo veel mogelijk van het waardevolle voedsel uit het afval voor je planten. Zelfs als je het daarna alsnog met het gft meegeeft.
Je kunt zelfs waarde uit je afval halen nog vóór je het in de compost/Bokashi/wormenbak gooit. Met creativiteit is veel mogelijk 😉 Zo kwam ik op het onttrekken van kleurstof uit planten (en in het bijzonder: schillen). Wat zoeken op afbeeldingen van met een bepaalde plant gekleurde textiel en je krijgt een idee wat er mogelijk is. Zo maken uienschillen oranjebruin, walnootschalen bruin, rode kool lichtblauw (met bakpoeder of sojamelk) of mauve (met azijn of citroensap) en brandnetels een bijzondere groengrijs. Zelf viel ik voor de rozige tint van avocado – roze, ja! Ik ben gek op guacamole, dus dat gaf me meteen een excuus om wat schillen en pitten bij elkaar te sparen!
Als je met je groen/groenteafval wil kleuren zijn er een paar overwegingen. Dit zijn de basismaterialen die je nodig hebt.
Wat je kiest hangt nogal af van je plant- en textielkeuze. Ik had een (dacht ik, maar daar kom ik later op terug!) katoenen blouse van de tweedehands waarop ik dit wilde uitproberen. Plantenverf hecht vooral (alleen?) aan natuurlijke stoffen zoals katoen, linnen en wol. Voor wol heb je allerlei fixeerstoffen (normaalgesproken op aluminiumbasis) nodig waarvan ik vind dat die het nut om met ‘afval’ te kleuren wel erg teniet doen. Als je dit soort (niet-eetbare) stoffen inzet kun je daarna je pannen en lepels niet meer voor voedsel gebruiken. Voor katoen (en linnen) heb je genoeg aan een kleurstof met tannines (ook een fixeerstof) zoals die in avocadoschillen, uienschillen en walnoten (en eikels!) voorkomt. Ik wilde geen gerommel met speciale chemicaliën (of speciale pannen of rubber handschoenen). Ik koos dus bewust voor katoen en niet wol om dit uit te proberen.
Dit is de blouse die ik gescoord had voor mijn experiment:
De kleur die je uit je plantenresten krijgt is afhankelijk van hoe veel kleurstof erin zit én de hardheid van het water. Avocado wordt bijvoorbeeld meer oranje in zuurder water en meer roze in basisch (kalkrijk, hoge pH) water. Dit kun je beïnvloeden met de keuze voor leidingwater (meestal kalkrijk) of regenwater. Als je de zuurgraad verder wil verhogen (dus met avocado meer roze wilt maken) dan voeg je bijvoorbeeld bakpoeder of sojamelk toe. Wil je het water zuurder maken, dan werken citroensap of azijn. Ik heb leidingwater gebruikt en dit aangevuld met ongeveer een eetlepel bakpoeder. Dit hoeft niet exact, je voegt meer toe naarmate je niet tevreden bent met de kleur. Omdat alles (technisch gezien) eetbaar was kon ik pannen gebruiken die ik normaal ook voor eten pak.
Welk deel je van een plant pakt maakt ook uit. Denk aan bloem, schil, vrucht, zaad of wortel. Je krijgt een andere kleur als je bijvoorbeeld alleen met avocadopitten werkt of alleen met de schillen. Kwestie van testen. Ik koos er uiteindelijk voor om simpelweg alles bij elkaar te doen.
Tot slot wil je waarschijnlijk ook een egaal resultaat. Belangrijk is eerst je kledingstuk van tevoren goed te wassen, omdat vet/deo/vuil kan vlekken. Daarnaast zou het helpen het tijdens het proces de stof in beweging te houden, zodat de kleurstof niet in vouwen settelt. Maar wat is in beweging? Continue roeren? Eens in het halfuur? In de procesbeschrijving kun je lezen waar ik op uitkwam. Verder: hoe groter de pan en hoe meer water, hoe meer het kledingstuk de kans heeft erin rond te bewegen. Stop niet teveel bij elkaar, want dat beperkt ook hoe veel ruimte ieder kledingstuk heeft. En een van de belangrijkste tips: hou je textiel ondergedompeld! Hou er rekening mee dat het resultaat sowieso niet geheel egaal wordt. Dat is – vind ik – nou juist deel van de charme van dit kleurproces.
Het klinkt allemaal een stuk ingewikkelder dan het is! Gewoon uitproberen 😉
Ik heb over enkele weken avocadoschillen en pitten opgespaard. Ik koos die met zwarte schil, want hoe zwarter, hoe duidelijker roze de kleurstof die eraf komt. Groen en stukjes groen vlees die achterblijven maken de kleur bruiner. Steeds schrobde ik ze gelijk schoon en deed ze in de vriezer. Zo kon ik wachten tot ik tijd had voor dit experiment. De rozige kleur in de schillen en pitten komt dankzij het vriezen ook al wat naar buiten.
Je begint met kleurstof onttrekken. Ik gooide de avond tevoren alle avocadoresten in mijn braadpan en vulde deze ongeveer voor de helft met water. Hoeveel water je gebruikt om de kleurstof te onttrekken is niet zo belangrijk; meer water en je kunt in één keer meer kleurstof onttrekken (en verdunt het later minder). Om de kleurstof te onttrekken breng je het water met de plantenresten aan de kook en laat dit tenminste een uur sudderen. Hoe langer je het daarna laat staan, hoe sterker de kleur. Omdat ik sudderen persoonlijk zonde van de energie vind heb ik in het verleden een hooikist gemaakt, die ik hier mooi kon inzetten. Ik warmde het water op tot het kookte en gooide het daarna gelijk de hooikist in. Hier heeft het een nacht in gezeten voor met het experiment verderging.
Je zou je pan ook in plaats van sudderen of een hooikist in een mand met handdoeken en/of warme dekens (natuurlijke materialen tegen brandgevaar!) kunnen zetten en afdekken. Zo blijft de warmte lang behouden. Pas alleen wel op voor spatten als je de pan eruit haalt, anders krijgen je dekens ook extra kleur.
Na de nacht trekken zeefde ik de avocadoresten zo goed mogelijk uit het water, want ieder stukje dat achterblijft kan voor vlekken zorgen. Ik gebruikte eerst een fijne metalen zeef, daarna een kaasdoek. Eerlijk gezegd zag ik vrijwel geen verschil in wat er doorheen kwam. Dezelfde kleine stukjes bleven in het mengsel zweven, maar ik heb er geen last van gehad. Ik goot het over in mijn grootste pan. Het begon wat oranje, maar met een eetlepel bakpoeder kreeg het deze kleur:
Mocht je nog niet helemaal geloven dat bovenstaande kleur uit avocado’s kan komen, kijk dan eens naar de pitten die ik na het koken uit het water viste:
Eerst waste ik de blouse. Terwijl de wasmachine draaide lengde ik het kleurbad aan met water zodat mijn textiel er de ruimte in zou hebben. Hier stopte ik de (vochtige!) blouse bij. Dit warmde ik in zijn geheel op tot het tegen koken aan zat. De eerste keer heb ik het daarna een uur laten sudderen voor ik de warmte eraf haalde. Als je met wol werkt moet je wachten tot het is afgekoeld. De eerste twee uur roerde ik regelmatig: eerst continue, daarna eens in de 5 minuten, vervolgens eens per 10, daarna 20… Ik zag geen vlekken ontstaan, dus werd lui en roerde eens per halfuur.
Het voelde als het spelletje ‘wack-a-mole’ om de hele blouse onderwater te houden. Doe je dat niet, dan ontstaan luchtbellen onder de stof en krijg je vlekken. Ik blééf de stof porren tot ik deze met lepels en pollepels onder water hield. Later heb ik daar bóvenop nog een glazen kom gezet zodat alles netjes op zijn plek bleef.
Aan het einde van de dag durfde ik de blouse niet in het kleurbad te houden. Ik spoelde het kledingstuk uit met een kort spoelprogramma van de wasmachine voor ik het uithing. De blouse bleek nog bijna wit, op de kanten details na! Het resultaat was wel mooi egaal, behalve onder de oksels. Daar zaten wel vlekken. In de meeste deodorant zit aluminium, een fixeerstof… Ondanks dat ik het van tevoren gewassen had bleef er blijkbaar genoeg in achter. Gelukkig is het vrijwel niet zichtbaar als je de blouse draagt.
De dag erna herhaalde ik het proces: in het kleurbad, opwarmen (zonder te laten sudderen dit keer) en laten weken. Eens per uur haalde ik de blouse eruit en duwde deze opnieuw, met een andere kant als eerste onder water. Mijn nagelriemen kleurden wat paarsig omdat ik dit zonder handschoenen deed, maar dat was met enkele dagen verdwenen. Aan het einde van de dag liet ik – op advies van ~ sommige ~ internetters de blouse zonder uitspoelen drogen. De kleur zou dan sterker worden… Mijn tip: doe dat niet. De volgende ochtend had ik een gestreepte blouse. Niet netjes genoeg om ermee door te kunnen. Maar het textiel moet vochtig zijn zodat de kleurstof goed hecht, dus opnieuw in een spoeling. Daarna waren de strepen gelukkig verdwenen.
De blouse werd langzaam donkerder, maar bleef licht. Aan het einde van de derde dag heb ik de blouse gewoonweg 48 uur in het verfbad laten zitten (vlekken zag ik dusver toch niet!). Op internet raden de meesten 24 – 48 uur aan, daar zat ik op dat moment natuurlijk wel overheen. Ik kijk toch nog maar eens naar het label, ook al was ik ervan overtuigd dat ik dat vooraf al had gedaan. 60% katoen, 40% polyester… Aha. Dáárom werd de blouse niet donker. Oeps. Gelukkig had de hitte van het verfbad de stof niet vernielt. Ik besloot dat ik tevreden was met het resultaat en waste het met een zacht programma en wasmiddel.
Zelf vind ik de kleur van de blouse mooi, hoewel ik meestal van wat donkerder kleuren hou. Vooral de tint roze is prachtig en het verschil tussen de blouse zelf en het (wel volledig katoenen) kant waardeer ik ook. Dankzij de ontdekking dat het een katoenmix was durfde ik bij het strijken niet veel warmte meer te gebruiken, dus helemaal kreukvrij is het niet 😉
Ik verwacht dat de kleur met gebruik wel wat zal vervagen en dat ik het verfbad dan met een bad herhaal. Weer een smoes om guacamole te eten 😛 Het bleek zo veel makkelijker dan ik eerst dacht, ik ga dit zeker vaker doen. En de schillen en pitten eindigden in de Bokashi, zodat ik ze tot op het laatste restje nuttig maak!