Soms doet je tuin iets spontaans. Nee, best vaak eigenlijk. En dat is nou juist leuk! Drie onverwachte soorten ‘groen’ die je best eens kunt laten staan.
Onkruid, ik heb het niet. Wat ik wel heb, zijn ‘aanwaaiers’, ‘wandelaars’ en ‘landveroveraars’: een kwestie van een andere perceptie, dus Er zitten prachtige en hele nuttige soorten bij, waar ik superblij mee ben. Maar het geeft ook grappige en mooie effecten, groen laten staan waar het spontaan is opgekomen. Niet alles wat je niet zelf hebt neerzet hoeft dus gewied te worden – ik beperk me tot het pad in de voortuin, aanwaaiers die echt in de weg gaan zitten en de incidentele sneaky klimop die hier in de buurt hele stukken probeert over te nemen. Hier heb ik een aantal voorbeelden van weloverwogen keuzes om spontane beplanting te laten staan.
Aan komen waaien: vingerhoedskruid, één van mijn favoriete planten al sinds mijn kindertijd. Dat is toch echt een geschenk?
Robertskruid: mooie kleine roze bloemetjes. Waarom niet als tuinplant?
Ze kunnen mooi of nuttig zijn, maar meestal allebei. Hier tussen zitten voor mij echt cadeautjes, zoals het speenkruid dat spontaan is gaan groeien in mijn tuin en niet alleen vroeg kleur geeft en de bodem bedekt, maar ook nog eens nuttige dierenplant is. En vorig jaar had ik een spontane vingerhoedskruid. Zelf heb ik het geduld niet om hem te zaaien en twee jaar te wachten, maar gelukkig heeft iemand anders de moeite genomen en is hij uit zichzelf naar mijn tuin verhuisd (zou ik ook doen, als ik plant was 😉 ). Of het ieniemienie bolgewasje dat al jaren van tussen de rand van de stoep en mijn voortuin omhoog piept en o zo klein maar o zo mooi is? Een onbekend stukje groen laten staan kan voor hele mooie verrassingen zorgen en als het niet bevalt, is weghalen vaak alsnog geen probleem.
Mijn spontane bolgewasje, waarschijnlijk Scilla mischtschenkoana.
Een bloemknop van speenkruid, een echte bosrand-plant (en dus een compliment voor mijn tuin – een nagebootste struweel/bosrand biotoop).
Wilgenroosje bij mij in de tuin. De blaadjes gebruik ik graag in salades en op brood.
Dan zijn er natuurlijk ook nog meer bekende soorten en zélfs die mogen toch nog wel eens een plekje krijgen. Omdat ze zeer nuttig zijn voor dieren bijvoorbeeld, zoals paardenbloem, of stikstof fixeren en dus mijn grond bemesten (klaver en paardenbloem). Als ze zich uitzaaien, dan heb ik simpelweg meer van deze nuttige planten. Hoewel dat meevalt hoor, met een goed bedekte grond. Brandnetels zijn verder weer goede nutriëntenverzamelaars en waardplanten voor vlinders, dus op een klein stukje achteraf mogen ze van me blijven – ik hou ze wel in de gaten en neem ze wat terug als dat nodig is. 💡 ! Ik bedenk me nu dat dit toevallig allemaal eetbare soorten zijn. Zal ik er nog een schepje bovenop doen? Wat dacht je van tuinmelde-blaadjes of de blaadjes en bloemetjes van wilgenroosje in de sla?
Een kleine patch van brandnetel. Niet in de weg, dus mag hij lekker blijven zitten.
Vooral bij bodembedekkers hou ik van wilde(re) wandelaars (beter bekend als woekeraars). Want waarom zouden ze op hun plaats moeten blijven? Als ze de bodem maar bedekken. En als ze eetbaar zijn, helemaal mooi: des te meer eetbaar voor mij. Het leuke van wandelende en zich steeds weer uitzaaiende soorten is dat je spontane, verrassende mengsels krijgt. En die kunnen prachtig zijn, kijk maar naar dit voorbeeld uit mijn eigen tuin, waar ik helemaal gelukkig mee ben ❤
Een stukje van mijn tuin in mei. De hierheen gewandelde klokjes bloeien blauw, tegelijkertijd met de uitgezaaide witte bloemen van Juffertje-in-‘t-groen. De gestreepte bladeren van gevlekte dovenetel (ook hierheen gewandeld) en de jonge, lichtgroene bladeren van dropplant (zowaar wel zelf hier neergezet) staan mooi bij elkaar en vormen samen toch één geheel.
Hetzelfde stuk (vanaf andere kant) in juni: roze bloeiende dovenetel, het blauw van de klokjes op de achtergrond en de verschillende soorten bladeren geven een speelse, interessante combinatie. Hier is ook bosaardbei te zien: ook hierheen gewandeld.
Kale stenen oppervlakken zijn eigenlijk een niemandsland. De enige die er blij van kunnen worden, zijn mieren (mits de keuken dichtbij is, tenminste 😉 ). Moeten we dan wel alles dicht tegelen? Het zou wel eens heel mooi kunnen zijn, strookjes groen tussen de tegels of plukjes groen in de muur. Als je het niet probeert, dan weet je ook niet hoe het staat. Experimenteren en zien wat er gebeurt hoort ook bij ecologisch tuinieren: dat maakt het juist extra leuk, vind ik! 😀
Mooi gebruik van tweedehands tegels waartussen gras en mos mógen groeien, bij de Wilde Weelde Wereld in de Tuinen van Appeltern.
Deze campanula kruipt door de voegen van mijn muurtje. Ook een manier om meer groen in de tuin te krijgen!
Nog een mooi voorbeeld van groen tussen de tegels, opnieuw bij de Wilde Weelde Wereld in de Tuinen van Appeltern. De mix van klaver, mos en gras maakt het nog even speelser.
Ik ben het helemaal eens met je stukje, ik heb alleen spijt van mijn gedoogbeleid t.a,v. de schijnaardbei (ik dacht eerst dat het een bosaardbei was en later vond ik hem wel grappig), hij groeit me boven het hoofd (niet letterlijk), ik zet hem eruit.
Hoi Iete,
Oeps je reactie was in de spamlijst verdwenen ‘:-) Schijnaardbei heb ik ook gehad ja, als tijdelijke vulling van een stuk. Hij gaat inderdaad overal tussen zitten, kan heel irritant zijn. Bij mij werkte het goed om hem weg te halen door op iedere plek waar hij wortelt vingers in de grond eromheen te steken en dan de wortelrozet in één uit te trekken, van onderaf. En alle takjes volgen en in de gaten houden waar hij later weer opkomt. Was een aardig klusje om hem weg te halen, maar ik heb hem zo goed als weg nu (vorig jaar gedaan). Ik heb namelijk ook bosaardbei en nu zie ik zelf het verschil wel, maar man en zoon niet 😉
Spontaan groen geeft vaak inderdaad de mooiste dingen, helemaal mee eens. Zelf heb ik ook campanula die aan de wandel gaat en sinds vorig jaar Groot Kaasjeskruid en Vingerhoedskruid. Allemaal waarvolle aanvullingen en … ik heb er niets voor hoeven te doen. Of eigenlijk wel: eraf blijven en laten staan 🙂
Dank je voor je leuke reactie! En ik ben jaloers op jouw kaasjeskruid, ik ben hem dit jaar aan het zaaien voor een zonnig, zanderig plekje. Maar aan komen waaien is toch veel leuker!
Ik hoop dat ie goed op komt, het is een hele mooie plant. En persoonlijk vind ik de bloemen erg smakelijk.
Ja ik heb al 5 zaailingen die goed groeien in de vensterbank… Ik heb alleen geen ruimte voor 5 planten maar dat los ik later wel weer op 😉
Luxe problemen zijn de beste 😉
XD
Ik heb veel plezier van een- of tweejarigen die zich makkelijk uitzaaien, zoals Prikneus en Grote kaardenbol. Je hoeft er niks aan te doen, elk jaar komen ze weer terug op een ander plekje. Verder heb ik Robertskruid, Bosaardbei, Stinkende gouwe, Judaspenning als ‘wilde’ gasten waar ik niet meer van af kom (of wil). Ze geven net even dat wilde trekje aan je tuin, leuk!
Hoi Pieter,
Dat zijn mooie planten, daar zou ik ook heel blij mee zijn! Een beetje wild is prachtig!
Complimenten voor je blog. Wat er in mijn volkstuintje zomaar kwam aanwaaien: 3 kleurig viooltje, borage, toorts, papaver somniferum en papaver rhoeas (klaproos) en nog meer denk ik, maar tot zover even. 🙂
Hoi Petra,
Dank je wel! Mooie aanwaaiers heb je, leuk dat dat weer heel andere planten zijn dan bij mij!
Pingback: Mulchplanten: mijn favoriete groepen en soorten | Iris' Garden Ecology
Pingback: Bijna 2017! Terugblik op mijn blog in 2016 | Iris' Garden Ecology
dank voor je leuke blog! Een ding, klimmende winde en zevenblad zijn wel lekker groen, zevenblad ook eetbaar, maar een ellende in onze grote tuin. Niet alle onkruid is leuk!
Hoi Annefien, die laat ik niet staan als ik ze tegenkom, nee! Het zijn wel goede insectenplanten, misschien is dat een kleine troost 😉