In de categorie ‘Tuindagboek’ schrijf ik over wat me in de tuin is overkomen. Deze keer: mijn tuin ritselt.
Een paar buien – van elk zo’n tien minuten – hebben amper een laagje water in de regenton achtergelaten. De droge-beplanting voortuin is er vrolijk onder, het is een grote zoemende, deinende, groene explosie, maar de achtertuin kan wel wat water gebruiken. Om het op de been te houden sparen mijn man en ik allerlei water: het gekoelde, zoutloze (!) water waarin we boontjes en/of aardappelen gekookt hebben (gelukkig eten we dat behoorlijk vaak) en de inhoud van het badje dat we op erg hete dagen voor ons zoontje maken. Mijn man had laatst nog een geniaal idee: het water van de douche opvangen als deze warm wordt. Dat is perfect schoon en genoeg om dagelijks een paar planten en/of potten te bewateren. De aardbeien produceren lekker en de hoek vol met look-zonder-look staat er weer welvarender bij. Een dikke laag mulch en goede bodemopbouw helpen mijn planten duidelijk dat beetje water te pakken, want ik zit op duinzand wat in de buurt al menig plant het leven heeft gekost. De tuin moet het dus voorlopig nog met de beetjes huishoudelijk afvalwater doen. Normaal levert de vijver ook nog water na, maar het niveau is zo laag dat de overlopen buiten werking zijn. De hitte en het weinige vocht eisen wel hun tol van menig plant: zo zijn de takken met bramen – met vruchten en al – ondanks watergeven volledig verdroogt. Het is een goede herinnering aan het belang van biodiversiteit: mijn mini voedselbos (of meer: voedselstruweel) heeft het moeilijk, terwijl mijn eetbare kruidenvegetatie, bij gebrek aan een betere benaming, zorgt dat een scala aan insecten toch eten vindt (en wij ook).
Ik heb het idee – meten is moeilijk – dat ik heel wat minder beestjes zie dan in andere jaren. Op het eerste oog zijn er bijvoorbeeld weinig insecten te bekennen, maar met speuren vind ik er meer, verscholen tussen de planten of op een enkele bloem zoals van de dahlia hierboven. Ik zie vooral hommels en koolwitjes, maar weinig wilde of honingbijen. Dat merken de drie mereltjes die mijn tuin bezoeken waarschijnlijk ook. Meestal komen ze af op het gezoem en de kamperfoeliebessen in de tuin en laten ze mijn druiven grotendeels met rust, maar de bessen zijn verdroogt en de insecten moeilijk vindbaar. Daarom pikken ze nu iedere rijpende druif uit mijn tuin. Dit jaar mogen ze van mij hun gang gaan, ik kan ook op andere manieren aan eten komen. Er komen ook regelmatig een pimpel- en koolmeestje op bezoek bij mijn potje met zaden, meelwormen en ossevet. Steeds alleen. En egelpoepjes verraden de aanwezigheid van nog een ander dier. Ik hou een schaaltje gevuld met vers water voor hem/haar, want de vorige egel is na een hitteperiode verdwenen. Nu liggen daar ook vaak egelpoepjes in. Toch laat het egeltje zich dusver niet zien. Jammer! Eigenlijk geloof ik pas écht dat er een egeltje door mijn tuin waggelt op het moment dat ik hem met eigen ogen zie, gezien de fortificaties aan alle kanten.
Na het zoveelste nieuwe egelpoepje besloten we laatst toch eens ’s avonds de donkere tuin te verkennen. Gewapend met onze telefoons, schijnend als zaklampen, slopen we naar buiten. En ja hoor, gelijk hoorden we flink geritsel. Stilletjes spurten we erheen. Het bleek alleen geen egel, maar een vrij grote pad. Er ritselde nog meer. Het klonk door de héle tuin. Overal vonden we padden – groot, klein, Archimedes – en af en toe een kikker. Vanaf de leliebladeren laag in de vijver sprong van alles weg. Zelfs vanuit het waterbakje, het drinkwater voor de egel, staarden twee glinsterende kikker-kraaloogjes me misprijzend aan. Geen egel. We controleerden hoopjes bladeren, holletjes en tussen struiken, maar het beestje kan zich in mijn tuin eigenlijk overal verstoppen. Bovendien zijn ze opgerold best moeilijk te spotten. Wellicht komt ‘ie pas na middernacht tevoorschijn – dan lig ik ver weg in dromenland. Toch willen we de egel wel erg graag spotten. We doen nog steeds pogingen, maar moeten iedere stap voorzichtig tussen de padden en kikkers door plaatsen.
Dusver dus geen egels. Voorlopig nog geen einde aan de droogte of de warmte. Wel iedere nacht een ander soort regen: padden- en kikkerregen, van bijna Bijbelse proporties. Niet heel nuttig om het regentekort aan te vullen, maar in mijn boekje wél een goed teken.
Ja die droogte… Toch is het in jouw tuin nog een paradijs op aarde als ik het zo lees. Tof voor al die diertjes! 💚
Pingback: Tuindagboek: Een overbevolkte vijver – maar geen alg | Iris' Garden Ecology