In deze nieuwe serie richt ik me op het toepassen van permacultuur als je (zoals ik) een beperkte oppervlakte hebt. Deze keer: hoe voorzie je jezelf van eiwitten en koolhydraten als je een kleine tuin hebt?
Een grote tuin willen we bijna allemaal wel (oké, ikzelf het liefste een hele boerderij, maar goed. Toch moeten de meesten van ons het doen met een klein tuintje. En als je dan met permacultuur bezig bent lijkt het al snel nooit groot genoeg. Er zijn zo veel mogelijkheden en inspiratie en je zou wel álles willen in je eigen ruimte, dat heb ik tenminste. Zelf zou ik graag in al mijn groenten en fruit (en eieren) voorzien, helemaal energie-neutraal en kringloopwerkend willen leven én een overvloed produceren die ik kan weggeven/verkopen… Oh, en me in mijn eigen natuurreservaatje kunnen terugtrekken te midden van allerlei dieren die zich het daar naar de zin hebben gemaakt. Tja, dat wordt nogal lastig in deze situatie. Ik woon in een buitenwijk van de stad, mijn huis (van ’77) is het middelste van een rijtjeshuizenblok, mijn voortuin is 36 m2 en mijn achtertuin van 60 m2 is volledig ommuurt. Dan moet je wat slimmer met je ruimte omgaan om in een deel van je wensen te voorzien. Als antwoord op de vraag waarover jullie graag zouden lezen in deze blog zag ik dat veel van jullie vragen en ideeën dan ook te maken hadden met permacultuur in een kleine tuin. Het leek me leuk daar een serie van te maken. Het is een onderwerp wat ik zelf erg boeiend vind maar waarvoor ik niet zo 1, 2, 3 ideeën had wat leuk zou zijn om te schrijven. Een onderwerp dat ik er ook nog aan toe kan passen is iets wat ik al een tijdje wil doen, zodra ik weer meer energie heb, om mijn hele dagelijkse leven eens langs de lat van permacultuur wil leggen met de tools die ik van het voorjaar bij mijn cursus leerde, om te zien hoe ik het effectiever en duurzamer kan indelen. Meer fysieke energie én meer van mijn eigen energie besparen, onder andere. Voor nu wil ik graag aftrappen met de vraag van Anny (bedankt Anny!): hoe kun je in een kleine permacultuurtuin het slimste in je eiwitten en zetmeel voorzien?
Teunisbloemwortel
Sla uit eigen tuin is één ding, maar voldoende eiwitten en koolhydraten kweken in je eigen tuin is een stuk lastiger. Het zijn belangrijke voedingsstoffen die je niet kunt missen als je zo veel mogelijk wilt leven van wat je zelf verbouwt. Maar in een kleine tuin is zelfvoorzienend zijn in voeding (bijna) onmogelijk. Daarom moet je keuzes maken. Wat vind je het belangrijkste om uit je tuin te halen? Wil je geld besparen? Wil je van eten uit de tuin kunnen leven in geval van nood? Wil je veel variatie om lekker uit te proberen of bijzondere planten koken? Wil je een deel van de oogst kunnen uitdelen of verkopen? Wat eet je graag of veel? Is inmaken een optie? Op basis van dit soort vragen kijk ik hoe veel ik van verschillende voedselgroepen in een tuin zet. In mijn post ‘Basisplanten voor een eetbare tuin‘ legde ik eerder al eens uit hoe ik een plantenlijst voor een eetbare tuin samenstel. Het kan betekenen dat je ervoor kiest bepaalde soorten dan maar af en toe in de winkel te kopen. Dat heb ik bijvoorbeeld met artisjokken: ik vind ze heerlijk, maar voor de ruimte die ze innemen ten opzichte van de relatief lage opbrengst kweek ik op zo’n plek liever wat meer van iets anders. Granen kweken om er meel van te maken is voor mij ook geen prioriteit, zelfs als ik een grotere tuin zou hebben. Want met de ruimte die dat inneemt steek ik liever in op het zelfvoorzienend zijn in andere voedingsstoffen.
Je moet goed overwegen waar je prioriteiten liggen – dat geldt zeker voor eiwitten en koolhydraten. Noten zijn bijvoorbeeld een goede bron van deze voedingsstoffen, maar vragen veel ruimte. De meeste soorten hebben bovendien kruisbestuiving nodig. De opbrengst is (vaak) wel weer hoog, hoewel je ook weer moet oppassen dat je niet jaarlijks met een dergelijk overschot komt te zitten dat het zelfs bij vrienden en familie de spuitgaten uitkomt (zeker met twee bomen of struiken). In een kleine tuin zal het niet snel lukken om helemaal in de eigen behoefte aan eiwitten en koolhydraten te voorzien, vooral als je ook andere voedselgroepen wilt. Toch vind ik wel dat het loont om ten minste een deel in de eigen tuin te kweken. Planten met een hoog eiwit- of koolhydratengehalte zijn voedzaam (dankzij die stoffen natuurlijk), vaak gulle gevers én veelal relatief duur als je het moet kopen. En met name in de herfst en winter heb je meer behoefte aan deze voedingsstoffen, dus kun je je ook concentreren op het kweken voor eiwit- en koolhydraatrijke planten voor deze jaargetijden.
Een aantal bronnen van eiwitten en koolhydraten*, geschikt om te kweken in kleine tuinen:
Noten zijn rijk aan eiwitten, koolhydraten en onverzadigde vetten. Een winst dus als je ze kan kweken in je eigen tuin. Nu worden de meeste noten die het in ons klimaat goed doen (walnoot, beuk, tamme kastanje, pecannoot, (eikels^)) grote bomen en is het merendeel niet zelfbestuivend. Daarom kies ik sneller voor de hazelaar. Het wordt weliswaar alsnog een flinke struik (reken zeker wel op een diameter van 3 meter en ze kunnen 3-4 meter hoog worden) en in mijn ervaring zijn ook de zelfbestuivende rassen niet echt zelfbestuivend, waardoor je er alsnog het beste twee neerzet. Hazelaars hebben namelijk mannelijke en vrouwelijke bloemen, die normaal niet tegelijkertijd bloeien om zelfbestuiving te voorkomen. Zelf heb ik toevallig één van die zogenaamde ‘zelfbestuivende’ rassen (‘Webb’s prize cob’) maar die heb ik nog nooit met beide bloemen tegelijk gezien (gelukkig staat hij pal naast ‘Cosford’ met iets meer dan 1,5 m ertussen, dus dat is verder geen probleem). Het voordeel van hazelnoten is dat ze minder groot worden dan die andere soorten, waardoor je ze makkelijker in een stadstuin zet zonder je buren voor het hoofd te stoten. Ze hebben genoeg aan halfschaduw. Hazelnoten zijn een goede bron van eiwitten en koolhydraten (respectievelijk 14,2 gram en 10,6 gram per 100 gram hazelnoten).
Wortels bevatten redelijk wat eiwit (voor een groente tenminste) en vooral flink wat koolhydraten. Kijk bijvoorbeeld naar deze bekende soorten:
Soort | Eiwitten/100 gram | Koolhydraten/100 gram |
Aardappels | 1,7 gram | 20 gram |
Aardpeer | 2 gram | 17,4 gram |
Pastinaak | 1,2 gram | 18 gram |
Zoete aardappel | 2,1 gram | 31,6 gram |
Een variatie aan knol- en wortelgewassen aanplanten, vooral de soorten die in de winter kunnen worden geoogst, is dus een goede manier om in koolhydraten en in mindere mate eiwitten te voorzien. Aardpeer vind ik zelf een makkelijke meerjarige plant (mits gekweekt in een ingegraven bak in verband met woekeren). Andere interessante soorten voor een kleine tuin zijn vooral crosne of Japanse andoorn (meerjarig) en teunisbloem (tweejarig). Deze nemen relatief weinig ruimte in ten opzichte van de opbrengst die ze geven. Ik heb bijvoorbeeld de middelste teunisbloem die zich rijk uitzaait en waarvan ik ’s winters de planten op ongewenste plekken van opgraaf en de wortels klaarmaak.
Peulvruchten zijn rijk aan eiwitten en koolhydraten. Verse bonen bevatten na koken zo’n 7,6 gram eiwitten en 24 gram koolhydraten per 100 gram. Denk ook aan gekookte doperwten (5,4% eiwitten, 15,6% koolhydraten), sojabonen (16,6% eiwitten, 9,9% koolhydraten) en peultjes (2,8% eiwitten, 7,6% koolhydraten). Het handige van veel bonen is dat je ze omhoog kunt leiden langs staken, waardoor ze minder ruimte innemen. Of je kunt ze zelfs tussen bestaande planten inplanten en die gebruiken als klimrek. Ze zijn weliswaar meerjarig maar hebben vaak een hoge opbrengst. Verder ben ik aan het experimenteren met de erwtenstruik, een meerjarige struik die eetbare peultjes geeft, maar gezien die nog klein is en niet gebloeid heeft weet ik nog niets van de opbrengst die deze geeft.
Eentje met veel potentie voor een eetbare bostuin of schaduwrijke plek is de bospinda. ‘Echte’ pinda’s (Arachis hypogaea) zijn net als de bospinda peulvruchten, maar ze worden gerekend tot de noten vanwege hun eigenschappen – ze zijn rijk aan eiwitten (25,8%), koolhydraten (16,1%) en net als noten ook een bron van onverzadigde vetzuren. Maar dat is een tropische plant. Een alternatief voor onze streek is de bospinda (Amphicarpaea bracteata). Deze zou qua voedingswaarde op de echte pinda moeten lijken, hoewel ik hier geen cijfers over kan vinden. Toch is dit een interessante plant om toe te passen vanwege zijn bodembedekkende eigenschappen, zijn voorkeur voor de schaduw en omdat het een peulvrucht is, die als familie sowieso goed zijn wat betreft eiwitten en koolhydraten.
Zoals ik al schreef heb je om meel te maken wel een veldje granen nodig. Maar dat betekent niet dat je ze helemaal over hoeft te slaan. Juist granen en zaden zijn rijk aan eiwitten en koolhydraten. Een overzicht van enkele soorten geschikt voor de tuin:
Soort | Eiwitten/100 gram | Koolhydraten/100 gram |
Amarant | 14,5 gram | 66,2 gram |
Boekweit | 13,3 gram | 71,5 gram |
Quinoa | 13,1 gram | 68,9 gram |
Rogge | 14,8 gram | 69,8 gram |
Tarwe | 13,7 gram | 71,1 gram |
Als je geen graanvelden wilt aanleggen dan zijn kleine groepjes van bijvoorbeeld boekweit, amarant of quinoa ook heel goed mogelijk. In plaats van er meel van te maken kun je de kleine beetjes dan (gekookt) door ander eten mengen voor wat meer voedingswaarde. Goede zaden zijn verder bijvoorbeeld zonnebloempitten, pompoenzaden of klaprozen en dergelijke. Het nadeel vind ik zelf dat soorten die veel zaden produceren vrijwel altijd een- of tweejarigen zijn (logisch, die stoppen hun energie in het zo snel en zo veel mogelijk produceren van nakomelingen). Dat betekent dus dat je ze steeds moet zaaien of zichzelf uitzaaiende planten kiest.
* De gehaltes aan eiwitten en koolhydraten komen uit De voedselgids: een wegwijzer met meer dan 1000 ingrediënten van uitgeverij Könemann Verlagsgesellschaft mbH, 1999 (ISBN 3-8290-2448-7)
^ Eikels zijn giftig, maar na ze op een bepaalde manier te koken niet meer, vandaar dat ik ze wel genoemd heb – mocht je toevallig een eik in de tuin hebben staan dan is dit misschien een idee om verder uit te pluizen.
Veel fruit is overigens rijk aan koolhydraten, maar dit zijn vooral suikers – vandaar dat ik me gericht heb op groenten met veel koolhydraten in de vorm van zetmeel.
Er zijn natuurlijk nog wat manieren om – met name aan eiwitten – te komen. Kippen houden voor de eieren, bijvoorbeeld. Door ze deels groenafval, (onkruid)zaden, insecten en speciaal voor hen gekweekte zaden (zoals amarant en soja) te voeden ben je niet alsnog compleet afhankelijk bent van diervoeder. Of je ruilt iets waar jij een overschot aan hebt (bijvoorbeeld hazelnoten of appels) met buren voor eieren of walnoten. Verder worden paddenstoelen ook vaak genoemd als bron van eiwitten, hoewel ze relatief weinig bevatten ten opzichte van de meeste andere bronnen die ik hierboven noemde (gemiddeld 3,1%). Het voordeel is wel dat ze een plekje in de schaduw waarderen en op allerlei manieren, zowel binnen als buiten te kweken zijn. Tot slot: als je vlees eet is dit natuurlijk ook een goede bron van eiwit. Mocht je zelf dieren willen houden voor vleesproductie dan schijnen konijnen het meest rendabel te zijn (zelf geen ervaring, vegetariër hier met een man en zoon die wel vlees eten maar alleen chocoladekonijnen kunnen slachten). Konijnen hebben minder ruimte nodig dan grotere soorten, eten je onkruid- en groenafval, produceren mestkorrels die je direct tussen de planten kan strooien en ze fokken als – nou ja, konijnen. En anders maar eens kijken naar eetbare insecten? Ik gooi het idee er maar in 😉
Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.
Ik ben Iris Veltman. Ik heb HBO Milieukunde gestudeerd en daarna gewerkt als procestechnoloog bij een bedrijf dat van afvalproducten nuttige producten maakt (o.a. compost en biogas). Nu ben ik bezig met mijn eigen bedrijf: Iris' Garden Ecology. Mijn doel is mensen te laten zien dat de natuur in de tuin niet bestreden hoeft te worden.
Een groter stuk grond is niet noodzakelijk wat je er van verwacht. Je hebt inderdaad wel de extra plaats voor noten en fruitbomen en ook voor die artisjokken … maar het vraagt allemaal veel meer werk… in den beginne om alles aan te planten en daarna om de oogst te kunnen verwerken 😉 Ik ondervind de permacultuurstelling dat kleinere oppervlaktes veel productiever kunnen zijn aan den lijve.
O ja , even over de bospinda, het is het tweede jaar dat ik hem heb staan. Vorig jaar een belabberde zaailing die niet aan peultjes of nootjes is toegekomen. Dit jaar een enorm groen tapijt, ik betwijfel daardoor of hij geschikt is voor een kleine tuin. De peultjes verschijnen enkel op die uitlopers die kunnen klimmen en daardoor meer licht vangen… en hoewel ik het nog niet heb kunnen testen zou de ondergrondse productie ook niet er hoog zijn.
Dank je wel voor je input. Heel leerzame ervaring lees ik al 🙂
Ja, hoe groter je gaat hoe meer het boeren wordt 🙂
Boeiend en uitgebreid stuk!
Heb ik niet ergens gelezen dat graaneiwitten, om door ons lichaam te kunnen worden opgenomen, steeds moeten worden gecombineerd met boneneiwitten?
Quinoa heeft wel complete eiwitten. Maar dat gaat niet echt lukken in een kleine tuin.
Het zou leuk zijn om je eens te oriënteren op kwarteltjes, die kwarteleitjes leveren. Kleine vogeltjes die genoegen nemen met een niet al te groot hok.
Hartelijke groet, Zem.
Dat zou best wel eens kunnen. Helaas ben ik geen voedingsdeskundige, maar ik raad daarom eigenlijk altijd aan om stevig te varieren 🙂
Kwartels zijn ook erg leuke beestjes 🙂
Interessant stukje. Ik blijf toch bij het uitsluiten telen van fruit in mijn tuin 😉
Ha, anders moet je je blognaam veranderen ^^
De Fruit-en-hier-endaar-wat-noten-enz.-berg