Wat maakt een permacultuurontwerp anders? Dat zit hem in de 12 ontwerpprincipes, maar plaatjes spreken meer dan woorden, dus heb ik eens een poging gedaan ze uit te beelden.
Zoals je ziet zit ik even in een teken-fase. Dat komt zo: de 12 permacultuur ontwerpprincipes of permaculture design principles – ik ken ze, maar als je me vraagt ze allemaal op te noemen, dan sla ik dicht. Met de cursus die ik op dit moment volg wilde ik ze eens duidelijk in mijn hoofd krijgen. En dus dacht ik: laat ik er eens een voorstelling van maken, zodat het makkelijk is te overzien. En daaruit kwam een poster, die – al zeg ik het zelf – zo leuk was dat ik hem graag op mijn blog wilde delen.
De 12 permacultuur ontwerpprincipes zijn eens opgesteld door David Holmgren. Eigenlijk vormen ze een soort handvatten, die het idee van permacultuur (Earth care, people care, fair share) – wat enorm vaag kan klinken – naar concrete doelen vertalen. Ik heb mijn best gedaan om ze te tekenen en hoewel een paar – en dan vooral die 12e – toch wel heel moeilijk waren om begrijpelijk uit te beelden, dénk ik dat het grotendeels gelukt is. Ik hoop dat jullie dat ook vinden.
1. Observe and interact
Vertaald als ‘observeer en speel erop in’. Observeren is eigenlijk het allereerste wat je doet voordat je een ontwerp gaat maken. Hoe bewegen zon, water, wind en andere elementen (zoals mensen, maar ook dieren, bijvoorbeeld vogels, herten of katten) zich over en door de plek? Staan er planten die bepaalde omstandigheden aangeven? Wat is er aanwezig, wat is er veel, wat is er weinig? Oftewel, wat je hier doet, is zoeken naar patronen en omstandigheden. Het tweede deel, erop inspelen, doet me denken aan het Engelse gezegde: ‘Beauty is in the eye of the beholder‘ (de interpretatie van schoonheid is subjectief). Want wat je beschikbaar hebt op een locatie, wat er allemaal mogelijk is en hoe je kunt omgaan met wat je hebt, dat kan alleen jij zien. Iedereen ziet weer andere mogelijkheden; wie bijvoorbeeld die alleen rozen wilt kweken, zal een schaduwstuk vol drassige, arme grond vreselijk vinden, terwijl een ander hier de perfecte plek ziet om een moeras met allerlei inheemse planten te maken. Vandaar dat observeren zo belangrijk is in permacultuur. Hoe meer je van tevoren weet, hoe beter je ontwerp de aanwezige kansen benut, aansluit bij de wensen en voorbereid is op toekomstige situaties. Als jij bijvoorbeeld kunt voorzien dat er ’s zomers een watertekort zal zijn en in jouw ontwerp daarop inspeelt, dan bespaar je je later al het werk van het continue water moeten geven. En als je weet dat herten er graag komen grazen, dan is een voor hen eetbare (maar sterke en prikkende) heg misschien de perfecte manier om ze om de tuin te leiden – pun intended. Ik denk ook dat dit één van de belangrijkste verschillen is met andere ontwerptechnieken en -stromingen, juist omdat op deze manier niet één locatie hetzelfde zal zijn.
2. Catch and store energy
Ik denk dat het plaatje hier toch wel aardig voor zich spreekt. Je ziet hier allerlei manieren van ‘energie ‘vangen’ en opslaan’ bij elkaar. De voor de hand liggende zijn natuurlijk de windturbine (energie uit de wind) en het zonnepaneel (energie uit de zon), maar ook in de biomassa (de planten) zit energie uit de zon opgeslagen, energie die vrij komt in de vorm van bladeren, nectar, vruchten (allemaal voedsel, verzet allemaal energie) en veel later eventueel als het hout gekapt wordt voor brandstof of bouwmaterialen. Het water is ook een voorbeeld: door het zoals hier in een regenton op te vangen die hoger staat dan de grond, hoef je geen energie erin te stoppen om het naar verschillende plekken in de tuin te brengen, het kan gewoon via zoiets als een leiding of een druppelsysteem. Zelfs de vijver is een manier van energie opslaan: de planten erin slaan het op, maar ook de warmte die het water vasthoud is energie. Het idee is zo veel mogelijk van de beschikbare energie, die ‘gratis’ over of langs de locatie stroomt, te vangen en te gebruiken en als het kan daarmee een overschot te creëren. Door zo’n systeem te gebruiken om aan je behoeften tegemoet te komen verklein je je ecologische impact, bespaar je geld en tijd en het overschot kun je delen.
3. Obtain a yield
Dit betekent ‘zorg voor een oogst’ of misschien beter, een opbrengst. Want oogst betekent in dit geval niet alleen voedsel, maar een bredere (en niet per se in financiële zin, maar het kan wel:) opbrengst. Denk aan bouwmaterialen, brandstof, nectar etc. Daarom schreef ik hier ‘everything gardens’: habitat voor insecten, schimmels of dieren die nuttig zijn voor de tuin hoort hier ook bij. De truc is om die opbrengst zo groot en divers mogelijk te maken. Andrew Millison zegt het zo: ‘Always choose the plant with a greater and more diverse yield than an ornamental plant’ (verkies altijd de plant met de grootste en meest diverse opbrengst boven een sierplant). En door zo veel mogelijk plek nuttig te gebruiken, door gelaagd te werken en tijd slim in te delen (bijvoorbeeld door achtereenvolgens een moestuinbed voor verschillende groenten te gebruiken die elkaar opvolgen) kun je die opbrengst zo groot mogelijk maken. Als je goed kijkt, dan kun je overal dus wel een opbrengst uit halen, mits je die ook gebruikt. Je kunt bijvoorbeeld wel habitat voor roofinsecten creëren, maar als je iedere plaag meteen bestrijd dan gaat die opbrengst verloren.
4. Apply self-regulation and accept feedback
‘Pas regulatie op jezelf toe en accepteer feedback’ is er misschien eentje die vaak wat ongemakkelijk is en zelfs vergeten wordt. Missers en verbeterpunten onder ogen zien is niet makkelijk, maar zo leer en groei je. Vandaar dat ik hier schreef: ‘Learn from your mistakes‘, maar ook de woorden ‘modesty‘ (bescheidenheid) en ‘live simply‘ (leef eenvoudig). Want onze samenleving, met over-consumptie, niet-hernieuwbare grondstoffen en vervuilende emissies, zorgt ervoor dat we zo niet door kunnen leven. De aarde kan op deze manier het aantal mensen niet dragen (als in: voorzien van voedsel, water en andere levensbehoeften) en we maken het alleen maar erger. Dus het idee van dit principe is ook dat we dus naar onszelf kijken en onze eigen consumptie en emissies zo veel mogelijk beperken, of andere manieren vinden om ze duurzaam te voorzien.
5. Use and value renewable resources & services
Deze en het volgende punt kan ik eigenlijk niet echt als afzonderlijk zien. Andrew Millison zei het zo droog: “A horse can do something a tractor can’t. A horse can make new horses, but have you ever seen a small baby tractor?” (een paard kan iets wat een tractor niet kan; een paard kan nieuwe paarden maken, maar heb je ooit een kleine baby tractor gezien?). Het punt is: een paard en een tractor kunnen beiden een veld omploegen, maar alleen het paard kan zich vernieuwen. Terwijl veel spullen die we gebruiken, zoals die tractor, uiteindelijk vervuild en kapot worden afgedankt. Delen kunnen nog wel worden teruggewonnen, maar hoogstens gerecycled, meestal niet hergebruikt om hetzelfde product met dezelfde kwaliteit nog eens te maken.
Je kunt op verschillende manieren afval voorkomen, in volgorde van nut: opnieuw gebruiken, repareren (vandaar het T-shirt op de tekening, ik weet niet of je het goed kan zien maar er zit een gat in dat gerepareerd wordt), hernieuwen en recyclen/upcyclen. Hernieuwen heeft de voorkeur boven recyclen omdat je bij recyclen het product gebruik voor iets anders, meestal lager van kwaliteit, zoals oude plastic flessen of banden om een muurtje te maken. Hernieuwen daarentegen is dat je het product weer in de kringloop brengt om er hetzelfde of een soortgelijk product met dezelfde kwaliteit van de maken. Maar gebruikte voorwerpen hernieuwen kost nog steeds energie. En daarom kiest permacultuur organische stoffen boven anorganische (zoals plastic): de energie om het dan af te breken en opnieuw tot hoogwaardige grondstoffen te verwerken wordt verzet door allerlei opruimers en bodemorganismen, wat de biodiversiteit intussen ten goede komt. Hoe dichter bij, hoe minder energie er vervolgens in het transport gaat zitten (op je eigen tuin geldt dat ook: het kost je bijvoorbeeld meer energie om iets naar de composthoop te brengen dan om ermee te mulchen en het zo te laten composteren). Snel groeiend hout (een els die je iedere paar jaar tot een stomp terug snoeit bijvoorbeeld): het groeit snel, als het afbreekt komen er voedingsstoffen vrij en tegen de tijd dat het vervangen moet worden kun je weer nieuwe oogsten. Dus: zo veel mogelijk lokale middelen en diensten. En ook: transitie. We zijn allemaal een weg aan het zoeken en steeds aan het leren, er wordt niet verwacht dat iemand ineens 100% duurzaam zal zijn (wat is dat eigenlijk, 100% duurzaam???).
6. Produce no waste
Afval verdwijnt misschien uit het zicht, maar niet uit ons leven. Probeer zo veel mogelijk opnieuw te gebruiken en te repareren en als je het niet kan verwerken, dan moet je misschien bedenken of je het wel echt nodig hebt of dat je het door iets ander kunt vervangen. En: ‘Don’t waste people!’ Wat wil zeggen, dat je mensen naar hun kunnen en passies inzet, in plaats van ze werk te laten doen dat hun vermogen negeert en hun zin erin verpest. Ik kan uit ervaring spreken als ik zeg dat hun werk in dat laatste geval veel minder opbrengt en ze niet langdurig ingezet kunnen worden.
7. Design from patterns to details
De patronen, de bewegingen over de locatie die je tijdens je observaties hebt gezien kun je vervolgens tot een ontwerp uitwerken (vandaar ontwerp van patronen tot details). Een sector kompas (linksboven staat een snelle schets) laat zien vanaf welke kanten elementen de site inkomen en waar je dus structuren zal moeten plaatsen als je daar iets mee wilt doen, zoals wind afvangen door het plaatsen van een haag. Je kunt de bewegingen van mensen in kaart brengen om te zien hoe hun interactie is met de site nu en hoe je die zou kunnen aanpassen. Ook valt hieronder de filosofie dat in de natuur bepaalde vormen steeds terugkomen, omdat dat patroon het meest efficiënte is voor een bepaald doel en dat je dat kunt gebruiken om datzelfde voor elkaar te krijgen in je eigen ontwerp. Zoals in een schommelend beekje het water versneld en vertraagt, waardoor het op plekken sediment afzet en op andere weghaalt. Die vorm kun je vervolgens gebruiken voor een pad waarbij je mensen wilt vertragen zodat ze om zich heen gaan kijken, of om ze op bepaalde plekken sneller of langzamer door de tuin te laten gaan.
8. Integrate rather than segregate
Meer onderlinge relaties voorkomt dat er iets niet werkt of stuk gaat, waardoor wij moeten bijspringen. Het maakt het gehele permacultuursysteem weerbaarder en meer flexibel. Zoals water met vissen dat nutriënt-rijk een veld tegelijkertijd bewaterd en bemest, zoals ik hier heb geprobeerd te tekenen. Er wordt vaak gezegd: iedere functie wordt door ten minste drie elementen gedragen en ieder element heeft ten minste drie functies. Ik heb een poging gedaan een mini-versie hiervan te tekenen (het werd priegelwerk, sorry). De eerste functie is hier: (regen)water opvangen. De elementen die dat doen zijn een boom die het vertraagt, jonge planten die het opnemen en mulch die het vasthoud. Ieder van die elementen heeft weer een paar functies: de mulch voedt de jonge planten, boom en is een schuilplaats voor insecten; de jonge planten zorgen voor voedsel voor de mens, produceren mulch en trekken insecten, de boom doet hetzelfde maar produceert (in dit geval) bijvoorbeeld ook een medisch middel (want ik dacht aan linde toen ik dit tekende). Enzovoorts, enzovoorts, enzovoorts, enzovoorts…
9. Use small and slow solutions
Ik heb de laatste vier punten samengevoegd omdat de tekeningen en bedoelingen hier wel erg in elkaar overgaan. Te beginnen met ‘gebruik kleine en langzame oplossingen’. Ik denk hierbij altijd aan Marge Simpson (van de tv-serie The Simpsons), die in een aflevering waarin ze gaan karten zegt: “Slow and steady wins the race” (langzaam en stabiel (of beheerst) wint de race). Nou ja, in haar geval is dat uiteindelijk niet zo, maar het illustreert dit punt zo goed vind ik. Denk maar aan successie, aan de plant die in de schaduw van het bos heel langzaam groeit. Andere soorten, kruiden, bomen groeien hem voorbij en reiken naar de zon, maar die ene plant blijft in de schaduw. Uiteindelijk gaan die snelle soorten één voor één kapot en steeds valt er een gat in het bladerdak. Langzaam groeit de jonge plant uit tot een gigantische boom, die boven alle anderen uittorent, alle zon opeist en eeuwenlang leeft. Je ziet hem op het plaatje boven de rest van de planten uitsteken en schaduw op ze werpen. Dan denk ik direct aan de woorden van Marge. Dat is het idee van dit punt: je kijkt naar de lange termijn. Niet eens je eigen levensduur, maar beter nog die van je kinderen en kleinkinderen. Langzame oplossingen veroorzaken niet direct grote gevolgen, waardoor je de tijd hebt om eventuele problemen te corrigeren. Een notenboom doet er lang over om groot te worden en vrucht te dragen, maar eenmaal van proportie ben je jarenlang verzekert van een enorme opbrengst. Een tuin met snel effect betekent dat je er meer werk en meer geld aan kwijt bent, waarna het elkaar kan gaan overgroeien. Langzaam aanpassen en geduld bespaart een hoop en vaak staan planten daarna sterker in de tuin, omdat zij (en de bodem en de andere organismen) de tijd hebben gehad om te settelen en om zich aan elkaar aan te passen. Meerdere kleine oplossingen hebben minder kans om gezamenlijk te falen dan één grote. Begin klein, zodat het je niet boven het hoofd groeit en kijk naar long-term opbrengst.
10. Use and value diversity
‘Gebruik en waardeer diversiteit’ geldt voor eigenlijk alles. Een belangrijk aspect van permacultuur is het beschermen en herstellen van natuurlijke, biodiverse ecosystemen en onze menselijke omgeving rijk en productief (die ‘yield‘ die dus ook voor diersoorten en dergelijke geldt!) te maken. Diversiteit in voedselaanbod maakt ons eten overall voedzamer, zorgt ervoor dat niet alles in één keer rijp is (met het risico dat het gaat rotten), biedt meer habitat aan verschillende dieren en verkleint het risico van plagen, ziektes en mislukte oogsten dankzij slechte en veranderende weersomstandigheden. Diversiteit geldt ook voor mensen en kennis: we zijn allemaal anders, hebben allemaal een andere manier van kijken en andere vaardigheden; dat kunnen we gebruiken in plaats van elkaar te vertellen dat alleen wij alles begrijpen. In permacultuur zie je vaak dat wetenschappelijk en intuitief ingestelde en mensen met andere ervaringen tegenover elkaar gaan staan. Maar samen vormen ze kennis en komen ze tot nieuwe inzichten, vandaar dat ik hier schreef: science – observation – experience. We hebben het állemaal nodig.
11. Use edges and value the marginal
Het tekeningetje van het stroompje langs het groen laat het al zien: ‘the edge is where diversity is!’ (de rand is waar diversiteit is). Overgangen tussen verschillende langschapstypen en elementen bevatten soorten van beiden en zijn daardoor dus heel divers. Meer rand zorgt voor meer microklimaten en meer diversiteit. Zo schommelt dit stroompje, daardoor heeft het een langere oever dan als het recht door het landschap zou bewegen. In inhammen groeien andere planten dan op uitstulpingen langs de kant. Als dit een bos was, dan zou het iets meer open zijn langs dit water waardoor hier meer licht invalt en andere soorten goed kunnen groeien dan dieper tussen de bomen. ‘Edge’ is dus heel waardevol en permacultuur streeft dus naar meer edges met meer diversiteit. Het geldt ook voor hagen en afscheidingen: laat het geen ‘dode’ of levenloze objecten zijn zonder enige interactie, maar gebruik ze om eetbare planten te kweken of om de biodiversiteit te verhogen of – beter natuurlijk – allebei. Gebruik de ruimte waar we al een invloed op hebben, die al niet meer natuurlijk is en die óveral om ons heen te vinden is, juist in de stad, voor een ‘yield’.
12. Creatively use and respond to change
“The biggest limit to abundance is lack of creativity,” (het grootste limiet aan overvloed is gebrek aan creativiteit) zoals Toby Hemenway zegt. Permacultuur gaat erom dat elke situatie anders is (vandaar de observatie) en dat je er anders op moet inspelen. Speel in op veranderingen, ‘problemen’ en fouten, gebruik ze in je voordeel. The problem is the solution (het probleem is de oplossing – Bill Mollison): begrijpen waarom het probleem optreedt geeft je inzicht in wat de oplossing kan zijn. Het klimaat verandert, probeer er rekening mee te houden en te bouwen op de toekomst, hoe onzeker die ook is (‘Adept to the future‘). Liever kleine oplossingen dan één grote.
Samengevat in de woorden van Bill Mollison: “When we design, we’re always building for future floods, future fires, future draughts. And planting a tree, a few inches tall, that will be future forest giants, cast future shadows. Future populations will need future forest resources, shelter, security. So somebody needs to range ahead of time, scout out the next century. We are not daydreaming, we are time scouts, finding places now, for what will be needed then.” Ik hoop dat iedereen dit kan volgen, want het is nogal wat om te vertalen, maar zo niet, laat het dan vooral in de reacties weten dan vertaal ik hem alsnog. Maar deze mooie quote vat alle 12 principes samen. En dít maakt permacultuur anders.
Pfoei, dat was een heel verhaal, ook om uit te typen. Maar voor wie nu graag het overzicht ziet, zoals ik, hier is het geheel ;-):
“When we design, we’re always building for future floods, future fires, future draughts. And planting a tree, a few inches tall, that will be future forest giants, cast future shadows. Future populations will need future forest resources, shelter, security. So somebody needs to range ahead of time, scout out the next century. We are not daydreaming, we are time scouts, finding places now, for what will be needed then.”
Prachtig Iris, dit vat inderdaad een heleboel samen maar ik vindt het een uitdaging om dit te vertalen naar een praktisch tuinontwerp ;D
Hoi Marijke,
Ja, dat kan ik me voorstellen. Goed naar patronen kijken, die van jezelf en van de tuin, dan valt het ontwerp vanzelf al in grote lijnen op zijn plaats.