Iris' Garden Ecology

Blog. Want een betere wereld begint in de eigen tuin!

Waarom bodemdiversiteit onmisbaar is voor je tuin (en de natuur)

Slakken, schadelijke schimmels, aaltjes, veenmollen, taxuskevers… Ze houden allemaal verband met de bodem.

Soms loop je tegen een tuin aan waarin alles lijkt mis te gaan. Waar de één na de andere plaag voorkomt en planten het begeven. Een tuin die je er nog eens aan herinnert hoe belangrijk de bodem voor het succes van je planten is. Een klant met zo’n tuin heb ik. Onder andere bladvlekkenziekte, taxuskevers en nu blijkt er ook nog honingzwam aanwezig… Ik bewonder het dat ze nog niet gillend is weggerend of alles heeft geasfalteerd. Gelukkig niet, ze wil er nog steeds een groene tuin van maken.

Zorg voor de bodem, dan zorg je voor je planten. Het is zo’n beetje mijn mantra geworden, ik zeg het tegen iedereen. Hier was het ook het eerste dat in mij opkwam. Zo verspreidt bladvlekkenziekte zich via sporen in de bodem, waaruit het opspat en op bladeren terecht komt. De aanwezigheid van taxuskevers herkennen we meestal aan de puzzel-patroon hapjes uit bladeren, maar hun larven leven ondergronds en brengen daar veel meer schade toe aan planten door te knabbelen van wortels. Honingzwammen verspreiden zich ondergronds (via lange, witte mycelium-draden of via de plantwortels van gastheren) en zijn al succesvol aangeslagen lang voor je de eerste paddenstoel ziet. Deze bodem is in onbalans.

Wil je wegklikken omdat dat te zweverig klinkt? Overweeg dan tenminste de volgende vraag. Stel: je hebt een perceel met enkele planten. Je geeft je planten kunstmest, houdt de grond er omheen kaal en haalt ieder afgestorven plantendeeltje weg. Welke bodemorganismen overleven hier? Laat ik die vraag anders verwoorden. Welke bodemorganismen vinden hier nog voedsel?

In de voedselkringloop kan een organisme pas meedoen als zijn voedsel aanwezig is (plus het juiste habitat met bijvoorbeeld schuilplaatsen). Dus een perceel met enkel levende planten als voedsel trekt enkel planteneters. Je voedt met kunstmest immers alleen je planten (ze absorberen het gelijk), niet de bodemorganismen. Misschien kunnen er enkele roofdieren overleven, zoals roofmijten en predatorische aaltjes, die grazen van schimmels en bacteriën. In zo’n woestijnachtige bodem ontbreekt een groot deel van de bodemorganismen. Want veel daarvan zijn afbrekers; dat is een belangrijke functie van bodemorganismen. Kale grond bevat voor hen geen voedsel en is bovendien aan alle weersextremen onderhevig. Geen plek om als regenworm of mycorrhiza-schimmel (schimmels die je planten ondersteunen) je familie te stichten, want enorm wispelturig.

Wat zo’n bodem nodig heeft is meer diversiteit. Want in een diverse bodem leven zo veel soorten dat één groep moeilijk de overhand krijgt en tot een plaag kan uitgroeien. Alles wordt weer door iets anders gegeten en beperkt zo uitschieters. Er is bovendien veel concurrentie tussen afbrekers en levende-planteneters. In een diverse bodem heerst een steeds verschuivende balans.

Op dit stuk in mijn voortuin bemest ik niet; op wat takjes na (tegen poepende katten) haal ik al het snoeisel weg om te voorkomen dat dit gedeelte te voedselrijk wordt. Toch kun je zien dat ik hier voor de bodem zorg: de grond is bedekt met een variatie aan planten.

Vandaar dat ik zo vaak zeg: zorg voor de bodem, dan zorg je voor je planten. Zorg bijvoorbeeld voor goede bodembedekking (planten en/of mulch) en diverse beplanting, dat zijn de makkelijkste manieren om ook (onder- én bovengronds) diversiteit aan te trekken. Een variatie van mijn ‘mantra’ die ik ook vaak gebruik is: voed je bodem, dan voed je je planten. Want als jij de bodem voedt in plaats van je planten, bijvoorbeeld met organische mulch (zoals (het eigen) gevallen blad, snoeiafval, grasmaaisel, houtsnippers) of met compost (waarin al een lading micro-organismen aanwezig is) dan geef je verschillende bodemsoorten de kans te groeien. Hun afval is weer voedsel voor de planten. En op mulch komen weliswaar vaak slakken af, het zijn immers afbrekers. Maar ook de rovers van eitjes die ze afzetten in de bodem. Opnieuw: diversiteit. Zelf had ik twee jaar last van taxuskevers en in het derde jaar verdween het ineens volledig. Geen idee wat er precies gebeurd is, maar ik vermoed dat een ander beestje met een voorliefde voor taxuskevers een plaatsje in mijn tuin gevonden heeft.

Je kunt de diversiteit nog een handje extra helpen. Wat ik zelf een leuke vind, vooral bij struiken en bomen, is een mycorrhiza-zwam (zo’n helpende, weet je nog?) inbrengen die eetbare paddenstoelen produceert. Win-win. Tegen honingzwammen lijkt de schimmel Trichoderma effectief, die je ook in allerlei mengsels voor het toevoegen van bodemorganismen kunt vinden. Compost(of hummus-)thee is ook een goede manier om bodemorganismen toe te voegen. Dit soort werk is m.i. overigens alleen nodig als je echt problemen ondervindt, anders volstaan bodembedekking en diverse beplanting met een beetje geduld.

Shii-take uit eigen tuin (op stammetjes gekweekt die hier mogen afbreken en zo ook weer bodemorganismen voeden)

Bedek de bodem, laat deze zo veel mogelijk begroeien en als je bemest, gebruik dan organische mest die eerst door de bodemorganismen wordt afgebroken. De bodemdiversiteit beschermt je planten en zorgt voor een kringloop van voedingsstoffen. En tot slot misschien nog de belangrijkste: de diversiteit ondergronds voedt weer die erboven.

Eén reactie op “Waarom bodemdiversiteit onmisbaar is voor je tuin (en de natuur)

  1. groengenot
    17 november 2020

    Wauw, die Shi-take zien er goed uit!

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.

%d bloggers liken dit: