Iris' Garden Ecology

Blog. Want een betere wereld begint in de eigen tuin!

Biodiversiteit en voedsel – dat gaat prima samen

In mijn eigen tuin doe ik niet anders; zo’n 90 % is eetbaar, verder staan er enkele planten in puur voor biodiversiteit en een paar voor ‘de mooi’ (het blijft een tuin, tenslotte). Op deze foto zie je overigens nog voorin de hortensia, daar staat inmiddels een hazelaar steeds groter te groeien.

Voedsel kweken in de tuin, als particulier, pluktuin of als kleinbedrijf in een voedselbos/klein landbouwproject – kiezen tussen voedsel en biodiversiteit hóeft niet. Want het één sluit het ander niet uit.

Naar aanleiding van een korte lezing over hoe je met je tuin kunt bijdragen aan biodiversiteit kreeg ik de opmerking: “Jammer dat je het niet over voedsel had. Want als iedereen zijn tuin volzet met bloemen, dan moeten we ons voedsel alsnog van landbouw halen en schieten we er nog niks mee op. Kon je geen aardbeien noemen, bijvoorbeeld?” Ik begreep het sentiment, maar de vraag aan mij was een lezing over tuinieren en biodiversiteit en om dat in een halfuur over te brengen moeten er heel wat elementen sneuvelen. Bovendien doe je met standaard voedselplanten, zoals inderdaad aardbeien, weinig voor vlinders en wilde bijen. Je zult meer moeten bieden dan nectar voor enkele soorten. Toch sluit dat niet uit dat je een voedselsysteem kunt opzetten dat jou van voedsel voorziet en tegelijkertijd rijkdom biedt voor de hele levenscyclus van een groot aantal  verschillende dieren. Sterker nog, ik doe niet anders dan die twee elementen balanceren. Dus speciaal voor degenen zich afvragen of voedsel kweken én biodiversiteit samengaan: hoe je ze kunt combineren.

Drachtplanten

Je kunt prima je héle tuin vol zetten met bloemen – én ervan eten! Veel soorten eetbare planten bloeien: aardbeien, appelbomen, kool – stuk voor stuk handig als ze bloeien voor vruchtzetting en zaadvorming, maar ook een bron van nectar en stuifmeel. Zo hebben appels een dracht van N (nectar): 3 en P (stuifmeel): 3. Bloeiende kool heeft zelfs een dracht van N en P van 5. Dit zijn dus goede drachtplanten en ze zullen ook bezocht worden door honingbijen, hommels en de generalisten onder de wilde bijen (wat dat inhoud, daar kom ik later in deze post op terug). De gewone aardbei (Fragaria x ananassa) heeft daarintegen een dracht van N:0/P:1. Soorten die niet al te kieskeurig zijn in hun voedselbronnen zoeken hier naar stuifmeel. De wilde bosaardbei (Fragaria vesca) heeft overigens een dracht van N:1/P:1.

Je ziet dat er heel wat variatie tussen soorten bestaat als je bijvoorbeeld braam (N:5/P:5), framboos (N:5/P:5) en Japanse wijnbes (N:1/P:0) met elkaar vergelijkt. De dracht van planten is dus iets om in de gaten te houden bij je overwegingen, zodat je waar mogelijk kunt kiezen voor de optie die zo veel mogelijk nut heeft voor insecten en in de gaten houdt of je ook genoeg drachtplanten hebt. Want insecten zorgen voor de bestuiving van ons voedsel en door voor hen te zorgen, beschermen we ons voortbestaan én dat van de soorten die zich met insecten voeden. Kijk eens op de drachtplantenlijst van bijenbestuiving.nl als je zelf planten met elkaar wilt vergelijken.

Variatie in bloemvormen en bloeitijd

Om verschillende soorten insecten te trekken heb je verschillende soorten stuifmeel- en nectarbronnen nodig. Roofinsecten zijn als volwassene afhankelijk van bloemen waarin dit niet te diep verscholen ligt. Waar veel kruiden heel geschikt zijn voor honingbijen, hommels, vlinders en een aantal soorten algemene wilde bijen, zoals citroenmelisse (N:3/P:3), rozemarijn (N:1/P:0), keukensalie (N:1/P:1), keukentijm (N:3/P:0) of kruiptijm (Thymus serpyllum) (N:3/P:3) – allemaal soorten uit de lipbloemenfamilie – ligt het lekkers te diep weggestopt voor bijvoorbeeld roofinsecten. Terwijl die dit ook nodig hebben om te overleven. Denk daarbij bijvoorbeeld aan lieveheersbeestjes, sluipwespen, parasitaire vliegen en wespen; als volwassen dier eten ze gedeeltelijk of uitsluitend vegetarisch.

Geschikte soorten voor deze groepen zijn o.a. schermen van bloemen, zoals vlier (N:0/P:1), valeriaan (N:3/P:3 meer medicinaal dan eetbaar, maar oké) en soorten van de schermbloemenfamilie, waar een hoop eetbare toe behoren. Zoals dille (N:3/P:3), venkel (N:3/P:3) of als je enkele wortels laat zitten voor het volgende jaar (N:4/P:4). Samengesteldbloemigen, de composietenfamilie, is ook een waardevolle groep voor hen. Zo houd ik van wilde cichorei (N:3/P:3 – de wortels zijn een koffievervanger en de bladeren en bloemblaadjes zijn eetbaar) en knoopkruid (N:3/P:3 – eetbare bloemen en een geweldige insectenlokker). Overigens worden deze soorten bloemen ook door veel wilde bijen bezocht. En open bloemen, zoals die van de teunisbloem en wilgenroosjes. Op de middelste teunisbloemen in mijn tuin zie ik veel roofinsecten afkomen, terwijl ik de wortels kan eten, de bladeren en de bloemen – en vogels graag de zaden verorberen. Er groeien ook aangewaaide wilgenroosjes in mijn tuin (waarschijnlijk kantig wilgenroosje), die ik graag in de salade of spinazie gooi. Mijn favoriet is nog wel het knikkend wilgenroosje (N:5/P:5), dat eetbare wortels en bloemen heeft, naast de jonge scheuten als asperge en de bladeren als spinazie.

Waardplanten

Onder diergroepen heb je de generalisten en de specialisten (het geldt niet alleen voor dieren, maar voor dit verhaal houd ik de focus even op fauna). Generalisten zijn niet heel kieskeurig. Zo bevliegen generalistische wilde bijen dus een hoop verschillende bloemen op zoek naar hun voedsel. Honingbijen en de meeste hommels behoren ook tot generalisten. Specialistische soorten zijn afhankelijk van een of meer specifieke planten of groep voor hun overleving. Specialistische wilde bijen hebben vaak minder baat bij de meeste voedselgewassen. Eetbare planten die zij bezoeken zijn bijvoorbeeld vlinderbloemigen, zoals pronkboon, tuinboon en aardaker (Lathyrusbij en gewone langhoornbij) en Campanula-soorten (klokjesbijen), waarvan blad, bloemen en in veel gevallen ook de wortels eetbaar zijn. Campanula wordt ook nog eens veel bezocht door generalistische bijen en roofinsecten.

Algemene (dag)vlinders zijn voor hun ei-afzet en als rups heel kieskeurig, maar vaak als volwassen vlinder generalist. Enkele van hun waardplanten zijn voor ons eetbaar, zoals look-zonder-look en brandnetel, maar de meeste soorten niet. Toch vind ik zelf het inzetten van dit soort planten ook heel nuttig – biodiversiteit is in permacultuur ook een oogst, niet álles hoeft eetbaar te zijn – want zonder rups geen vlinder. En vaak zijn de waarplanten heavy lifters qua wilde dieren die ze trekken, dus enkele goedgekozen soorten doen enorm veel voor de biodiversiteit op een terrein. De vuilboom is bijvoorbeeld waardevol voor bijen, hommels, vogels, nachtvlinders en allerlei andere soorten, naast de citroenvlinder die het als waardplant heeft.

Planten met veel dierrelaties

Je kon het al lezen in de vorige paragraaf, maar mijn eigen voorkeur gaat uit naar planten die veel verschillende soorten trekken – die combineer ik dan met een paar specialisatie-soorten. Om dezelfde reden kies ik liever voor inheemse planten. Naast dat ze meestal beter aansluiten qua nectar- en stuifmeelproductie aan de behoefte van de insecten (zoals inheemse Campanula-soorten en de klokjesbijen) hebben inheemse soorten meer relaties met de inheemse fauna. Neem bijvoorbeeld eenstijlige meidoorn (Crataegus monogyna) ten opzichte van de uitheemse soorten die hier gekweekt worden voor de grotere, eetbare bessen. Beiden vormen een bron van nectar en stuifmeel voor een grote variatie aan insecten en de bessen worden gegeten door vogels. Maar de inheemse is ook een waardplant voor meerdere nachtvlinders, vliegen en kevers. Uitheemse soorten kennen in het algemeen veel minder herbivore relaties – zoals in het artikel ‘Inheemse insecten op inheemse en uitheemse boomsoorten‘ van L.G. Moraal van Alterra is terug te lezen. Gelukkig heb ik mijn meidoorn voor de bladeren, niet de vruchten 😉

Naast insecten zijn vogels, zoogdieren en amfibieën natuurlijk ook belangrijk. Behalve insecten zijn bessen en zaden voor hen belangrijk. Een mooie vind ik de aalbes (N:5/P:5), die vroeg bloeit en daarbij honing- en een aantal soorten wilde bijen van voedsel voorziet, waarna de bessen gegeten worden door vogels. Of rode klaver (N:1/P:1), die een variatie aan insecten van nectar en stuifmeel voorziet, zaden produceert en waarvan het blad door dieren gegeten wordt – overigens alle drie onderdelen die wij ook kunnen eten.

 

Dood hout, water en strooisellaag

Nog twee paar manieren om meer leven aan de tuin toe te voegen zijn dood hout en water. Hoe simpel is het om deze tot iets dat ook voor ons eetbaar is om te zetten? Nou, zó simpel: je kunt eetbare paddenstoelen op stammetjes laten groeien en ze daarna laten vergaan en eetbare waterplanten kweken. Een bodembedekkende strooisel-/mulchlaag is – naast een walhalla voor insecten en hun roofdieren en een manier om een voedselkringloop te bewerkstelligen – ook een plek waar je eetbare paddenstoelen kunt kweken. O.a. met kranten en stro in de laag kun je er oesterzwammen laten groeien.

Combineren

Hoe trek je die informatie samen tot een voedselsysteem? Het moet kunnen op grootschalige landbouw, zoals Mark Shepard met zijn New Forest Farm laat zien. In de vorm van voedselbossen, permacultuur en polycultuur-aanplant bestaan hiervoor mogelijkheden. Moeilijkheidsgraad is vooral: hoe oogst en onderhoud je zo’n systeem zodat het ook grootschalig economisch kan functioneren? Maar in een particuliere tuin of community-project vormt dat geen drempel. Variatie aan plantlagen, bomen en struiken met onderbegroeiing, een bloeistrook of polycultuur in een moestuin, met jaarrond bloemen – dat maakt toch van iedere eetbare plek tegelijkertijd een mooie bloementuin?

2 reacties op “Biodiversiteit en voedsel – dat gaat prima samen

  1. Randy Schmidt
    18 september 2018

    Hoi Iris,

    grappig hoe mijn voedseltuinkoorts elders ook toegeslagen heeft.
    Een tuintje op Brabantse zandgrond op het zuiden met een knik in het huizenblok, welke alle noordelijke winden tegenhoudt: het kan niet anders dan mediterraan gaan.
    Passiebloem die woekert, onder de tegels door,vijgen stekken die aanslaan en niet uit te houden op ons terras, vraagt om de roep om exoten.

    Onze tuin is 10 meter diep maar op 7 meter versmald van 5 naar 2 meter.Bij elkaar dus ruim 40 m2. grotendeel bestraat ben ik begonnen met tegels ruimen , zodat er overal een border ontstaat.

    Het terras is afgeschut met lage schutting met darvoor een bak van oud steen.
    Op jouw foto zag ik idem een vierkante stelling, waarlangs we druiven willen leiden, een bank hebben om van de avondzon te genieten.

    Strikt genomen hebben we nu minstens 60 eetbare soorten: van vijgen tot augurken, boomfruit en kaki tot onsterfelijkheidskruid. (Gynnostemma)

    De zomer hielp natuurlijk enorm, maar echt eettuinen doen we pas dit jaar, met een kleine eerste oogst van appels, peren, pruimen, druiven, blauwe bessen, bramen, groene vijgen, augurken en pompoen.

    Ondanks mijn landbouwachtergrond (geen boer) en fervent ecologische visie leer ik veel nieuwe teelten en vind een interessante beleeftuin, waar je ook nog van alles kan eten, een uitdaging.en ik spoor aan tot permaculturele probeersels bij anderen.

    Vrder heeft geus voor mij een belangrijke toegift en streef er naar het hele jaar door iets te ruiken te hebben.

    Een voornaamst nit erg groot problem is witte vlieg, die niet beteugeld wordt.
    Hier kom ik op mijn basisprobleem, dat ik een ecologisch eiland ben, met weinig connectie met natuurlijke habitat, die te ver weg liggen, onoverbugbaar zijn (straat, grasveldje).

    Dus zoek via buren en hun tuinen ecobruggen naar stukjes nog wat wilde natuur..
    Als je hier suggesties voor hebt?
    Ik dacht langs de buitenschutting te vragen deze met klimmers te verbinden.

    vriendelijke groet
    Randy Schmidt

    • Iris Veltman
      19 september 2018

      Hoi Randy,
      Wat leuk dat jij ook met voedselbossen bezig bent! Je eigen tuin verbinden als je als eilandje tussen de ruimte van anderen zit is een lastige, daar loop ik zelf ook tegenaan. Je idee met klimplanten is een goede. Je kunt huiverige buren het misschien aantrekkelijker maken door aan te bieden zelf het onderhoud te doen of ze te helpen met plantenkeuze. Een smalle rand van bloeiende planten (misschien ook langs die buitenschutting als er toch klimmers komen) maakt het voor veel insecten ook makkelijker de tuin te bereiken. Heb je plantsoenen of bermen in de buurt? Groot of klein maakt weinig uit. Zo ja, dan kun je misschien een weg vinden om er een of meerdere te adopteren, bijvoorbeeld door met de groendienst te praten over mogelijkheden. Er een bordje bij zetten met iets als ‘tuintje van Randy’ helpt ook om nieuwkomers te laten weten dat iemand het onderhoud en voorkomt dat het plotseling toch weer overhoop gehaald is. Verder kun je proberen om in de buurt meer bewustzijn te creëren over biodiversiteit. Zoek eens op termen als ‘buurtinitiatieven’, ‘buurt’ en ‘biodiversiteit’, dan krijg je misschien wat ideeën. Bijvoorbeeld op deze pagina van Biodiversiteit.NL.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.