Op zoek naar een struik rond de 1 – 1,5 m groot, die volop insecten en vogels trekt? Of wil je een lage, gemengde haag die je maximaal 1 keer per jaar hoeft te snoeien? Hier een paar ideeën.
Bedankt Tom voor je idee! Ten eerste een aantal spelregels: ik heb struiken uitgezocht met uiteenlopende bloeitijden die rond de 1 – 1,5 m groot worden, veel insecten trekken (want insecten trekken immers weer vogels) en een paar die ook bessen geven die geschikt zijn voor vogels. Ik keek vooral naar struiken waarop veel verschillende soorten afkomen; daardoor ligt de nadruk op generalistische soorten zoals honingbijen, hommels en algemene dagvlinders. Als een plant inheems is dan heb ik het erbij vermeld. De meeste struiken die ik hier heb beschreven zijn NIET eetbaar, maar als ze interessant zijn voor een eetbare tuin dan heb ik dat erbij genoemd. Ze zijn gesorteerd op bloeiperiode.
Lente
Een grotendeels onopvallende struik (geschikt om tussen eyecatchers te plaatsen of als haag) die je ook veel in openbare plantsoenen tegenkomt, want hij stelt weinig eisen aan de grond – voornamelijk dat die niet erg nat is. Droge grond, zon en halfschaduw, het wordt allemaal verdragen. Op vruchtbare grond bloeit de dwergkwee wel beter. Dankzij de grote doorns kan deze struik worden toegepast op plekken waar anders zogenaamde olifantenpaadjes zouden ontstaan. In het vroege voorjaar is het een spectaculaire verschijning, als het met witte of rode bloemen op kaal hout bloeit. Tevens is dat een belangrijk moment voor hommels en bijen die uit hun winterrust komen. Overigens zie ik ze al vaak in december of januari in bloei gaan. Verder hebben de harde kweeappels een heerlijke smaak en zijn ze zeer geschikt voor jam en sap.
De Ribes-familie is goed voor een vroege bloei op een moment dat er steeds minder voor bestuivers te vinden is, de vruchten worden graag door vogels gegeten (de meeste ook door ons) én er zijn meerdere inheemse soorten. Zo verras ik mensen vaak met het nieuws dat een rode bes/aalbes een hele nuttige struik is om aan te planten voor bijen – niet alleen voor honingbijen, maar ook voor wilde soorten. Zo zie ik dat zandbijen de aalbessen in mijn eigen tuin jaarlijks erg gretig bezoeken. Ook nachtvlinders, vliegen, lieveheersbeestjes en wantsen komen op de nectar af. Maar denk ook aan kruisbes (stekels! tenzij je een speciale cultivar neemt), zwarte bes en, niet uitheems en/of gekweekt: jostabes, buffelbes, rode ribes… Er zijn ook nog allerlei wilde lokale variaties van de rode bes, het bekijken waard als je graag een inheemse soort wilt. Deze bessen groeien het beste in zon of halfschaduw op goede tuingrond.
Binnen dit geslacht bestaan enkele kleinere soorten en variëteiten en omdat ze vroeg bloeien, hun grond niet te nauw nemen en bessen produceren zeker het bekijken waard. Een populaire soort voor een lage haag is bijvoorbeeld Berberis frikartii ‘Amstelveen’, die in een gemengde haag groenblijvende accenten kan geven. Als solitair minder geschikt, wel goed als weefplant tussen meer opvallende soorten.
En dan denk ik vooral aan Aronia melanocarpa ‘Hugin’, een soort die vooral gekweekt wordt voor de eetbare bessen, maar die ook rijk bloeit (met witte bloemen in mei en juni), veel bessen geeft (die vogels ook graag lusten), een mooie herfstkleur heeft én compacter blijft dan andere soorten uit dit geslacht. Doet het goed in de schaduw en halfschaduw op een redelijk voedselrijke, lichtzure bodem.
Zomer
Voor wie van geel houdt een prachtige compacte struik met redelijk wat keuze (bijvoorbeeld met gevarieerde bladkleuren). Deze struik groeit goed in de volle zon of halfschaduw op een droger plekje. De trossen gele bloemen verschijnen van juli tot en met augustus, soms in juni al – en zijn erg populair bij bijen en hommels.
Bij vlinderstruiken denk je misschien niet direct aan compact, maar goed nieuws voor wie ze wel mooi vind maar te groot: er zijn meerdere kleinblijvende soorten te vinden. Zo heb je ‘Nanho blue’ en ‘Nanho purple’ – beiden worden ongeveer 125 cm groot. ‘White ball’ blijft ook compact en wordt circa 100 cm groot – de kleuren spreken aardig voor zich denk ik zo. Buddleja’s bloeien in juli en augustus, hoewel je de bloeitijd vaak nog een maand kunt verlengen door uitgebloeide bloemen weg te knippen. Ze worden niet alleen massaal bezocht door meerde dagvlinders (de soorten met een meer algemene smaak, anyway), maar ook door honing- en sommige wilde bijen en voor roofinsecten, zoals kevers, wantsen en zweefvliegen. Ze groeien in de zon en halfschaduw, maar op zonnige plekken worden ze beter bezocht.
Een vrij onbekende plant, maar wel een spectaculaire in de zomer en soms zelfs tot ver in de herfst. Sommige soorten zijn meer kruipend, andere zijn opgaand. Twee mooie opgaande soorten, redelijk te verkrijgen, zijn bijvoorbeeld Ceanothus x delileanus ‘Gloire de Versailles’ (paarsblauw tot paarsroze) en C. x pallidus ‘Marie Simon’ (lichtroze). Ze lijken een beetje op de vlinderstruik, maar zijn vooral geliefd onder bijen. Het enige jammere is dat ze niet geheel winterhard zijn. Een zonnig plekje uit de wind, vooral voor een (stenen) muur en een flinke laag bladeren in het najaar kan ik daarom wel aanraden.
Herfst
Er is één herfst-bloeiende struik die met kop en schouders boven de rest uitsteekt als het gaat om biodiversiteit en dat is struikklimop. Eigenlijk is dit de inheemse, ‘gewone’ klimop, waarvan de bloeiende stengels gestekt zijn om een struik te vormen. Klimop vormt namelijk klimmende, hechtende ranken tot deze niet verder kan en gaat dan andere soorten takken maken. Die nieuwe takken hechten niet, de bladeren ogen gladder en vlakker en aan deze takken verschijnen bloemen en bessen. Van deze takken is struikklimop gemaakt, waardoor deze zich gedraagt als een struik en dus niet meer klimt of hecht. Het is een belangrijke plant voor dieren om vier redenen: ten eerste is de hoeveelheid nectar die het zo laat in het jaar biedt bijna onmisbaar voor veel insecten, waaronder dagvlinders, verschillende wilde en honingbijen (hommels vallen technisch gezien onder de wilde bijen), motten, zweefvliegen, allerlei kevers en een aantal roofwespen. Ten tweede worden de bessen gegeten door vogels. Ten derde worden diezelfde bessen ook gegeten door rupsen van het boomblauwtje, waarvoor het een waardplant is. En ten vierde vormt de groenblijvende struik in de winter een goede schuilplaats voor insecten en kleine vogels. Daarnaast is het ook gewoonweg een heel decoratieve struik met een mooie vorm en aantrekkelijke bloeiwijze en bessen.
Winter
Dit is een bladverliezende struik die de hele winter bloeit met roomwitte, geurende bloemen, gevolgd door bessen tegen het einde van het voorjaar. De bloemen worden vooral bezocht door hommels en honingbijen op het moment dat ze weer op zoek moeten naar voedsel. Vogels eten de bessen. De struik doet het goed in de zon en halfschaduw en groeit bij mij in de buurt goed in de zanderige gemeenteperken, waar het ’s winters heerlijk is om de lucht ervan op te snuiven.
De meeste sneeuwballen worden enorme struiken – maar niet deze ‘Gwenllian’. Ik heb hem jaren in de tuin gehad en het is een decoratieve én nuttige plant om heel wat redenen: hij is compact met een mooie vorm en redelijk grote bladeren, is groenblijvend, de clusters van rozerode blozende knoppen verschijnen al in het najaar en zijn dan erg decoratief, om rond februari in witte schermen te veranderen die aanwezig blijven tot in april. Daarna volgen zwarte bessen. Jaarrond valt er dus wel wat aan deze plant te zien, vooral als de bloemen bevlogen worden door bijen en hommels en vogels zoals pimpelmeesjes neerstrijken op de takken om de bessen op te peuzelen. Geschikt voor een plekje in zon tot lichte schaduw, voor een redelijk voedzame tot voedzame tuingrond.
Bedankt voor deze zeer informatieve en behulpzame post boordevol goeie ideeën Iris! Ga ik zeker meenemen in mijn verdere ‘tuinontwikkeling’. 🙂
Graag gedaan!
Heb nog wel een klein vraagje: enig idee hoe breed een aalbes of kruisbes wordt als je deze gewoon als struikje/ losse haag laat uitgroeien?
Hoi Tom,
Ja, die worden zo breed als dat ze hoog worden.
Er staan enkele hele leuke planten tussen, maar ook mijn absolute favoriet staat er bij (Lonicera fragrantissima, die zou in elke tuin moeten staan 😉 )
Je hebt een mooie plant als favoriet 🙂 Staat bij mij ook zeker hoog op de lijst!
Fijn artikel, maar plant aub geen Klimop/Hedera ’s , dit soort sluipt onze kwestbare bossen en parken binnen en ruimt daar bomen en struiken snel op, over de grond breidt ie snel uit en “killed” alles wat probeert te ontkiemen. Waar de hedera huist zijn ook geen paddestoelen meer te vinden. Deze plant is juist een gevaar voor de bio-diversiteit in menig stukje natuur.
In principe heb je gelijk, maar de oorzaak dat klimop zo stevig groeit in bossen is het gevolg van grotere voedselrijkdom in de bodems dankzij de hoge hoeveelheid stikstof in de neerslag. Zelfde geldt voor braam en brandnetel bijvoorbeeld. ‘Arborescens’ is geen exotische soort, zoals Ierse klimop, die als invasieve soort wordt gezien. Gewone klimop, waar ‘Arborescens’ vanaf komt, is van nature in onze natuur aanwezig en wel of niet aanplanten in tuinen van deze soort zal daarom weinig verschil maken voor zijn voorkomen. Iedere plant op de verkeerde plek kan als invasief worden gezien – in de duinen hier worden allerlei inheemse soorten als invasief gezien omdat dat het beoogde vegetatietype (terecht ivm biodiversiteit) verstoort. De natuur is dusdanig verstoord door ons toedoen, met als belangrijke reden de toegenomen voedselrijkheid van de grond, dat beheer nodig is. Dat geldt voor zowel klimop als braam als voor allerlei andere soorten. Steeds meer biodiversiteit verdwijnt dankzij de toenemende voedselrijkheid van de grond, waardoor we steeds meer van dezelfde vegetatie zien. Onder onderhoud plegen en het regelmatig verwijderen van minder gewenste soorten komen beheerders daardoor niet uit als ze biodiversiteit beogen. Wat ik wil zeggen is dat als dat betekent dat we geen (inheemse, dus niet exotische invasieve soorten, dat is (gedeeltelijk) een ander verhaal) potentieel verspreidende soorten in onze tuinen mogen zetten, dat we de boel wel kunnen dichttegelen, want alles kan zich potentieel verspreiden. Zelfs alleen onkruid laten groeien zal in de meeste gevallen ook ongewenste soorten opleveren, vanwege datzelfde probleem van voedselrijkheid. Daar gaan we het probleem niet mee oplossen, want klimop is het symptoom en niet de oorzaak. En gezien de rol die klimop heeft voor dieren, wat al vermindert dankzij het verdwijnen van groeiplekken in de stad, zou het toch jammer zijn als die niet meer aangeplant wordt.