Iris' Garden Ecology

Blog. Want een betere wereld begint in de eigen tuin!

Permacultuur zones in een stadstuin

Het klinkt zo mooi, het gebruik van de 5 zones in je tuin, maar in een kleine (stads)tuin is dat zo makkelijk nog niet. Hier leg ik een paar manieren uit hoe je ze tóch kunt toepassen en hoe ik het in mijn eigen tuin doe.

Buiten de ethische principes en de 12 ontwerpprincipes om kent permacultuur allerlei tools voor het ontwerp, onderhoud en vooral het bekijken van een situatie. Één daarvan is het opdelen in zones. Maar in een grote(re) tuin of boerderij is dat een stuk makkelijker dan in een van onze gemiddelde stadstuintjes – kijk maar naar Geoff Lawton op Youtube, die laat prachtige zones 5 zien, maar vind maar eens zo’n lap grond in Nederland die je echt wild mag laten – zoals ik al probeerde uit te leggen tijdens de PDC aan mijn Amerikaanse cursusleiders, zelfs ‘de natuur’ in Nederland wordt sterker beheerd dan mijn eigen tuin :-p redface Anyway, in een stadstuin ben je dan al snel geneigd het hele verhaal dan maar naast je neer te leggen. Maar zelfs als je alleen kunt dromen van een lap grond, zelfs als je alleen een balkonnetje op 5 hoog op het noorden hebt waar het altijd tocht, dan kun je toch die zones gebruiken om de ruimte om je heen positief en optimaal te gebruiken.

De ‘klassieke’ zones

  • (Zone 0: het middelpunt van menselijke activiteit, meestal het huis.)
  • Zone 1: ligt dichtbij het huis, wordt het meeste bezocht (meestal 1 of meer keren per dag) en vergt de meeste aandacht en onderhoud. Denk aan een (eenjarigen) moestuintje, keukentuintje, kas, een supernette of mooi uitziende border waar je vanuit huis of vanaf de straat op uitkijkt, plek om buiten te eten en te leven, zandbak en speelgoed voor kleine kinderen die je graag in het oog houdt, planten in pot die vaak water nodig hebben en eventueel al (een deel van het hok van) kleine dieren zoals kippen en konijnen.
  • Zone 2: deze wordt vaak de home orchard genoemd, oftewel de huisboomgaard. Dit deel heeft al minder werk nodig dan in zone 1 en wordt iets minder vaak bezocht. Denk aan fruitstruiken en vaste planten waarvan je een tijd lang regelmatig oogst, zoals frambozen en een aardbeientoren, compost- en vuilnisbakken, houtopslag voor de winter, een vijver, tweede zitplek, fietsenstalling, een ren voor kleine dieren en fruitbomen.
  • Zone 3: dit is het boerderij-deel dat minder regelmatig aandacht krijgt (en in sommige gevallen dan met meer extensieve middelen beheerd wordt). Denk aan fruit- en notenbomen waarvan je in één keer tot enkele keren per jaar oogst en die verder weinig verzorging nodig hebben, plekken die je niet actief mulched (maar dat zelf doen, waar bodembedekkers weelderig groeien of waar je bijvoorbeeld het onderhoud pleegt door af en toe de kippen erop los te laten), grotere dieren, grotere vijvers, een ren of uitloop en zogenaamde cash crops (voor de verkoop).
  • Zone 4: is semi-managed en semi-wild. In deze zone grijp je minimaal in en die gebruik je vooral voor het verzamelen van wild voedsel, paddenstoelen en medicinale (‘onkruid’)planten, begrazing en jagen en vissen. Het wordt beheerd als een plek voor wilde dieren en als bos.
  • Zone 5: de wilde zone – om niet aan te komen. “Take nothing but pictures, leave nothing but foodprints, kill nothing but time” (de bron van deze uitspraak is mij onduidelijk, volgens mij is het in de eerste instantie het motto van de Baltimore Grotto). De ‘opbrengst’ voor ons hier is dat het een plek is die wilde dieren trekt ter bevordering van de biodiversiteit en die voor ons als leerschool kan dienen.

In een ideaalbeeld zouden ze zich rond het huis uitspreiden in cirkels, maar die situatie heb je zelden. Het zijn geen harde grenzen. Zoals je ziet draaien de zones rond het middelpunt, meestal een huis. Het belangrijkste is dan dat ze rond het huis geordend worden naar gelang hoe veel aandacht ze nodig hebben of gebruikt worden en hoe dichtbij ze bij het middelpunt liggen – want een plek die veel aandacht nodig heeft krijgt dat makkelijker pal naast de achterdeur dan ergens achterin de tuin. Bovendien: je wilt ’s winters als het koud is buiten en keihard regent niet een eind lopen om je keukenafval in de compostbak te gooien. Het voordeel van deze benadering is dus dat je zo een manier hebt om elementen (en bewegingen) optimaal te verdelen over je landschap, wat je later tijd bespaart en frustraties voorkomt, zoals die compostbak die veel te ver weg is. Bij ieder element stel je jezelf dan de vraag: hoe vaak ga ik hier komen? En zo kun je dat element dan verdelen over de zones, van meermaals daags bezocht tot één keer per jaar.

Het lastige is alleen: hoe pas je dit toe in een kleine tuin? Zone 1 en 2 lukken vaak nog wel, maar zone 3 is moeilijker en hoe doe je dat met zone 5? Die laatste vind ik zelf lastig. Is er in Nederland wel een stukje écht onbeheerde grond te vinden? Alleen voor korte tijd, denk ik. In de stadstuin kun je denken aan een rommelhoekje achteraf, waar brandnetels mogen groeien (goed voor vlinders!). Maar wat doe je als daar een boom begint te groeien, die uiteindelijk jouw tuin en die van de buren in de schaduw zet? Hoe doe je dat op een volkstuin, waar ze vrijwel altijd streng zijn als het om ‘onkruid’ – of beter gezegd ‘vrijwilligers’ gaat? En op een balkon?

De ‘niet-zeuren-we-proppen-álles-erin’-aanpak

“Iedere tuin, hoe klein ook, zou een zone 5 moeten hebben.” Deze uitspraak heb ik inmiddels al zo vaak gehoord, in zowel Nederlands als Engels. Zoals ik hierboven al zei, dat is zo makkelijk nog niet. Maar het heeft ook zijn voordelen, vandaar dat statement. Een wild plekje waar vrijwillige planten mogen groeien is voor veel dieren aantrekkelijk (hoewel hier wel geldt: hoe groter hoe beter). Juist de planten die wij vaak als onkruid zien zijn voor veel soorten van levensbelang – niet voor niets noemde ik al de vlinders, waarvan meerdere rupsen leven van brandnetels. Een met rust gelaten plekje is ook een perfecte plaats voor vogels om in te broeden of voor egels om in te nestelen/overwinteren. Zelf denk ik dat het altijd waarde heeft om een klein stukje wat onbeheerd te laten, zelfs al grijp ik af en toe wel in. Zo had ik een ‘dood’ hoekje achter mijn appelboom waar ik een egelhuisje had neergezet (die is helaas niet meer, dus dat heb ik vorig jaar toch maar eens weggehaald) en heb ik een stuk onder mijn spar, waar toch al vrijwel niets wilt groeien, gebruikt voor een takkenril waar ik verder niet meer aankom. Helemaal wild is het dus alsnog niet, maar wel een plekje voor dieren.

De kijk verder dan je neus – eh, tuin – lang is-aanpak

Zelf werk ik het meeste via deze aanpak. Ik kijk naar wat er in de buurt aanwezig is en vul dat aan in mijn tuin. ‘Mijn’ buitenruimte is niet zo groot, hoewel ik iets meer ruimte heb dan veel stadstuinen: mijn voortuin is 35 m2 en mijn achtertuin 66 m2. Mijn zone 1 zijn het pad door de voortuin naar de voordeur, waar heerlijk geurende kruiden staan, fruit wat ik regelmatig moet controleren op rijpe bessen, mijn belangrijkste terras met eettafel, de zandbak, een potterie-kast, waterton met gieter (voor die potten natuurlijk) en een vuilnisbak voor de luiers. Het valt misschien op dat ik hier niet zo heel veel planten in opnoem: dat klopt, ik ben een luie tuinier, dus moestuintjes en dergelijke zijn me teveel werk. Wel onderhoud ik het pad naar de voordeur regelmatig, zodat dit netjes blijft en de postbode – die bang is voor insecten, zul je altijd zien – niet te veel aangevlogen wordt door bijen en hommels. Dan heb ik mijn zone 2: deels in de voortuin, deels in de achtertuin. Mijn zone 2 bestaat uit meerdere fruithagen en enkele kleine fruitbomen die ik wat vaker moet snoeien, tuinkruiden, vaste groenten en mijn zonnige, in-de-zomer-bloedhete terrasje waar ik mijn zonaanbiddende kruiden en tomaten kweek – in potten, dus die hebben dan ook regelmatig water nodig. Dit is dus mijn home orchard, maar die loopt over in zone 3. Het zone 3-deel van mijn home orchard is een plek die ik wat wilder laat in mijn achtertuin en waar voornamelijk planten staan die sterk zijn, die ik dus niet zo in de gaten hoef te houden. Hier staan o.a. een laagstam appelboom, een mispel, een aalbes, hazelaars, kamperfoelie, bosaardbei, daslook, lavas, Roomse kervel en een knot-linde.

Mijn zone 3 is vervolgens het wildere deel van mijn  Gemeenteperkjes zie ik als een uitbreiding van mijn zone 3: hier oogst ik o.a. bottelrozen, Japanse kwee, medicinale planten zoals hop en eetbare boombladeren. Dan heb ik nog prachtige, meer wilde parken in de buurt – dat is mijn zone 4, waar ik bijvoorbeeld met het gezin naartoe fiets om hier en daar een beetje van de vlierbloesem of -bessen te plukken (op meer plekken een klein beetje – dan heb je uiteindelijk een tas vol zonder dat er een kale plek achterblijft). Vervolgens zijn de duinen mijn zone 5, waar ik leer, foto’s maak, plantencombinaties bekijk en waarop ik met mijn tuin qua dieren probeer aan te sluiten, zodat ik optimaal gebruik kan maken van de biodiversiteit die daaruit voorkomt.

Deze aanpak kan ik ook voor me zien als je een volkstuin hebt of alleen een balkon. Daar pas je zone 1, misschien 2 en 3 toe, de rest van de zones zoek je in je omgeving.

De alles-in-het-leven-is-een-zone-aanpak

Deze invalshoek kwam ik laatst tegen. Het is een manier van het bekijken van je hele (stads)omgeving als de permacultuur zones, zelfs de hele wereld. Eigenlijk is het meer een indeling van je omgeving in je leven, dan een ontwerp voor (alleen) je tuin. Hierbij deel je namelijk de zones in naar gelang je middel om er te komen, zoals te zien is op het plaatje hieronder.

Is het op loopafstand? Zone 1. Fietsafstand? Zone 2. Met openbaar vervoer te bereiken? Zone 3. Met de auto? Zone 4. En ten slotte zone 5, met het vliegtuig. Het mooie aan deze aanpak is dat je de zones kunt gebruiken om je bewegingen in je dagelijks leven te relativeren en in te delen om tot iets dat meer efficiënt en duurzaam is te komen. Denk bijvoorbeeld aan je werk: hoe dichtbij of ver weg ligt dit? Kan ik iets veranderen waardoor ik bijvoorbeeld niet de auto nodig heb, maar dit goed met openbaar vervoer of de fiets kan bereiken? Kan ik een supermarkt dichterbij pakken? Wat zit er in mijn omgeving als ik het via deze zones indeel? Ik vind het een erg interessante gedachte, waarmee ik nog aan het experimenteren ben. Het gehele verhaal is in ieder geval een aanrader en te vinden op: Zones and sectors in the city, Bart Anderson, voor Permaculture Activist.

Dus: dit zijn een paar manieren om met de zones te werken, zelfs als je geen hele bossen tot je beschikking hebt. Nu ben ik wel benieuwd: hoe gebruiken jullie ze?

3 reacties op “Permacultuur zones in een stadstuin

  1. zem
    28 april 2017

    Heel boeiend stuk heb je weer geschreven, waarbij je die vijf zones heel ruim opvat, zodat ook mensen met geen of een kleine tuin er iets mee kunnen.
    Zelf ben ik gezegend met een ongeveer 700 m2 grote tuin, die zo ongeveer om het huis heen ligt. Aan het eind van de tuin een slootje.
    Ik ben dus in de gelukkige omstandigheden dat ik die zones al heb kunnen waarmaken.
    Het pleiten voor een wild hoekje, ook in een kleine tuin, waar je zoveel mogelijk van af blijft, heeft me altijd aangesproken.
    Deze wilde hoekjes heb ik zelfs in huis. Is vast ook héél goed, al zou een opruimgoeroe huilend weglopen 😉
    Hartelijke groet van Zem .

    • Iris Veltman
      1 mei 2017

      Dank je wel 🙂
      En een 700m² tuin in zones? Kan ik bij deze vragen aan al mijn lezers om te stoppen met mij zo vreselijk jaloers te maken :).
      Je komt soms de mooiste dingen tegen in een vergeten hoekje 🙂

  2. Pingback: Schetsontwerp voor onze kleine eetbare tuin (120 m2) – Dichter bij de grond

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.

Informatie

Dit bericht was geplaatst op 28 april 2017 door in Permacultuur en voedselbossen en getagd als , , , , , , , , .