Iris' Garden Ecology

Blog. Want een betere wereld begint in de eigen tuin!

Waarom bestrijden geen oplossing is

sint-janskruid-zaadhoofdjes

Bladluis, slakken, taxuskever en zelfs onkruid: tuincentra staan vol met bestrijdingsmiddelen voor deze problemen, maar werkt het ook echt?

Als je een beetje hebt opgelet de afgelopen jaren, dan weet je inmiddels vast wel dat neonicotinoïden schadelijk zijn voor bijen. Er is regelmatig media-aandacht aan besteed. Zelf bij het bedrijf waar ik voorheen werkte, dat onder andere van GFT compost maakte, speelde het toen consumenten massaal begonnen te protesteren: het bedrijf moest een verklaring hebben van een gespecialiseerd bedrijf – waarin zij schreven dat de neonicotinoïden door de sterke verhitting in het proces werden afgebroken – voordat de uiteindelijke verkopers het weer wilden hebben. Ziehier het effect van de consument, hoewel die verontwaardiging volgens mij toen al snel weer vergeten was. Waar veelal minder aandacht voor is, is dat die neonicotinoïden ook op andere dieren die we graag zien effect hebben, dat ook vogels last hebben van het gebruik, dat het schadelijk is voor in water levende organismen en dat neonicotinoïden nog maar het topje van de ijsberg zijn (zoals o.a. dit persbericht en dit persbericht laten zien). Afijn, punt één is nu denk ik wel duidelijk: veel bestrijdingsmiddelen zijn schadelijk voor meer dan alleen de beoogde soort. En niet sproeien als bijen actief zijn gaat daarbij echt niet helpen, hoe vaak ik ook lees dat mensen dat doen.

Nu we dat uit de weg hebben kan ik gaan schrijven over waar ik met deze post eigenlijk naartoe wil. Want dat is niet het verhaal van foei, foei of een opsomming van geitenwollensokkenoplossingen – dat kun je op zat andere plekken lezen. Nee, wat ik wil vertellen, is dat het dweilen met de kraan open is en dan wel à la Hendrik Haan (het liedje van Annie M.G. Schmidt) maar dan zonder goed einde.

Toen ik nog (heel naïef) op het betegelde tuintje van mijn kleine huurhuisje probeerde te tuinieren paste ik netjes alle tips toe die ik kende van boeken en de tuincentra. Als ik bladluis zag dan spoot ik met een ecologisch bestrijdingsmiddel tot vermoeienis aan toe en toch bleven die krengen maar terugkomen (dit was dan ook wel voordat ik met mijn studie in onderwerpen als ecologie dook). Ik deed mijn best, maar gaf het tenslotte op waardoor in mijn tuin slechts enkele enigszins zielige planten overbleven. Totdat ik, een paar jaar later, mijn eigen tuintje had. Inmiddels gewapend met een hoop theoretische kennis maakte ik een plan om het nu eens goed te doen. Ik kende de kringlopen al aardig: planten worden nou eenmaal gegeten, maar de dieren die dat doen staan zelf weer voor een heel scala aan andere dieren op het menu. Mijn man en ik werkten enkele maanden lang iedere avond na ons werk en het gros van de weekenden om de tuin te veranderen. En zodra de planten stonden zette de natuur de oorlog in. Ik moet toegeven dat ik nerveus was. De meesten van mijn planten zaten ónder het bladluis (zwart, groen, wit, de meeste planten hadden een ander kleurtje dan gewoonlijk zo erg) en je kon geen stap zetten zonder mieren te pletten. Iedereen die mijn tuin zag schrok: “Oh, wat een hoop bladluis!” Ik kreeg meer dan eens het aanbod om lieveheersbeestjes bij iemand te komen rapen voor mijn tuin. Op de één of andere manier heb ik mezelf ervan kunnen weerhouden om tenminste de waterstraal op die beesten te zetten en in plaats daarvan mijn planten gewoon goed in de gaten te houden. Als ik zo’n aanbod kreeg dan lachte ik: wacht maar, ze komen vanzelf wel – dat zei ik dan wel heel wat zelfverzekerder dan dat ik me voelde. Maar na zo’n twee tot drie weken was het gebeurd. Ik liep door mijn tuin om mijn planten te controleren en kon geen bladluis meer vinden. Planten die enkele dagen daarvoor nog zwart zagen stonden er nu prima bij. Ik riep mijn man en samen zochten we alle planten af tot we nog een restje vonden. En wat bleek? Meerdere lieveheersbeestjeslarven zaten er al bij. Sindsdien heb ik zelden een uitbraak en als ze al komen dan zijn ze binnen enkele dagen verdwenen, terwijl mijn tuin in het voorjaar eerst rood ziet van lieveheersbeestjes, daarna zwart van hun kleine larven en vervolgens een mengelsmoes is van allerlei roofwespen, gaasvliegen, zweefvliegen en nog veel meer rovers.

Naast álle andere overwegingen rond bestrijding is dat toch wel mijn belangrijkste punt. Als je ingrijpt dan moet je blíjven ingrijpen, want die roofdieren komen niet als er geen prooi te vinden is. Dat geldt voor chemische en biologische bestrijding. En dat veroorzaakt een kettingreactie. Je raakt er uiteindelijk niet alleen de beoogde soort mee; je haalt een belangrijke link uit de voedselketen weg waardoor andere soorten minder of geen eten kunnen vinden. Insecten, vogels, zoogdieren, amfibieën, ze worden er allemaal door geraakt, zelfs als het betreffende middel niet giftig voor ze is. De biodiversiteit gaat dus naar beneden. En minder biodiversiteit = minder nuttige soorten = meer ruimte voor schadelijke soorten. Terwijl juist in de stad zo veel kansen voor biodiversiteit zijn, zoals beschreven wordt in een interessant stuk dat ik tegenkwam. Zo vaak heb ik de vraag gekregen wat iemand kan doen aan hordes planteneters. Zo had mijn moeder een kamperfoelie die maar onder het bladluis zat en die ze dan maar terugsnoeide. Vorig jaar vroeg ze me wat ze eraan kon doen. Dus ik vertelde haar dat kamperfoelie heel vaak bladluis heeft, maar meestal geen ‘last’. Laat het gewoon eens zitten, hou de plant in de gaten (hij moet geen schimmel krijgen o.i.d.) en wacht het eens af. Inderdaad: na enkele weken was de bladluis verdwenen. Dat geldt voor veel gevallen: als je een stap terugdoet en geduld hebt, dan lost het zichzelf meestal wel op. Geen reden om direct in te grijpen: planten kunnen echt wel tegen wat vraat.

Soms heb je een uitschieter van een bepaalde soort, waarna een andere soort reageert en daarop in grote getale aanwezig is. Zo had ik in mijn eigen tuin twee jaar geleden een enorme taxuskever-plaag. Álles werd aangevallen en zag eruit als kunstige gatenkaas. Een paar planten gaven geen oogst, zoals één van mijn aalbessen die het meeste werd geraakt. Het jaar ervoor waren de oude Sedums van de vorige bewoner eraan ten onder gegaan, maar dat jaar was het het ergste, terwijl ik verder niet echt planten in mijn tuin heb waar ze meestal op afkomen. Wel heb ik een voedselstruweel en dus dikke wortels, waarop ze leven. Iemand was heel behulpzaam om te zeggen dat de biodiversiteit in mijn tuin minder was; hij had er nou echt nóóit last van. Helpt natuurlijk dat diegene een moestuin heeft met eenjarigen waar taxuskevers sowieso niks te vreten hebben, maar goed. Nu zijn er allerlei (chemische) middelen op de markt, maar dat wilde ik natuurlijk niet gebruiken. Aaltjes zijn er ook, maar werken slechts tijdelijk en vallen alleen de larven aan, terwijl de kevers (en zeker de exotische) jaren oud kunnen worden – dus zich jaren voortplanten. Plus, die aaltjes zijn van allerlei omstandigheden afhankelijk. Dan is er nog anti-taxuskevercompost. Ja, je leest het goed. Het is compost met daarin een schimmel, die parasitair werkt op alle stadia van de taxuskever. Addertje onder het gras, als je goed doorleest: die schimmel is generalistisch bij kevers en valt dus álle kevers aan. Dat betekent o.a. ook lieveheersbeestjes [Update 6-4-2018: waarom zeg ik dit – zie reactie op Patrick onderaan blog]. Nou, dan verlies ik liever een paar planten. Als dat het ergste is… Ik heb één keer gepoogd ze ’s avonds te vangen, dat schijnt bij biologische kwekers nog wel eens te werken, maar kon het niet over mijn hart verkrijgen die paar die ik gevangen had te doden – wat heeft het ook voor zin als ik er maar twee vang? Dus dat was meteen over. Ik heb dus niet ingegrepen. En wat viel me vorig jaar op? In het voorjaar een beetje vraat en plotseling niks meer. De aalbessen gaven weer vrucht. Er is iets in mijn tuin gekomen wat ze eet. Geen idee wat, maar ik ben er blij mee. En dit geldt zelfs voor exoten als het Aziatisch lieveheersbeestje. Wie daar last van heeft kan zich gerust stellen: vijanden van het inheemse lieveheersbeestje blijken na een paar jaar over te stappen op het Aziatisch lieveheersbeestje. Dus ook die kan zich niet meer ongebreideld voortplanten.

Ik probeer je met dit verhaal niet te vertellen dat je helemaal niet in mag grijpen of geen slakken mag rapen. Absoluut niet, ik weet hoe veel mensen oorlog voeren met bepaalde soorten (- Tom 😉 ) omdat er anders niks van hun mooie tuin overblijft. Maar bedenk dus wel of het altijd echt nodig is. Het blijft symptoombestrijding, geen oplossing.


Voor wie meer wilt weten over chemische en bio pesticiden: Velt is bezig met een interessante actie genaamd 2020pesticidevrij. De pagina bevat een hoop informatie het zeker waard om eens te bekijken.

10 reacties op “Waarom bestrijden geen oplossing is

  1. Tom
    1 maart 2017

    Hi Iris, heel mooi stukje! En 100% waar. Ook al heb ik behoorlijk de pest aan slakjes die mijn mooie eerste voorjaarsbloemetjes oppeuzelen, toch heb ik ook besloten er helemaal niks aan te doen. Niet met chemische bestrijdingsmiddelen of korrels maar ook niet met biomiddelen, vallen of biervallen. Ik hoop ook dat de natuurlijke vijanden zich steeds meer in mijn tuin komen vestigen zodat ik volgend jaar hopelijk wel van mijn mooie sneeuwklokjes kan genieten.

    Aziatische lieveheersbeestjes zitten hier ook met de hopen. Ik zie zelden nog een inheems exemplaartje jammer genoeg.

    Dus laat die natuurlijke vijanden maar komen! 🙂

    • Iris Veltman
      1 maart 2017

      Ik vindt het heel dapper van je dat het aandurft Tom. En ik hoop dan ook heel erg dat de hulptroepen zich snel melden!

      • Tom
        9 maart 2017

        Hi Iris, Met voorzichtig optimisme toch al wat goed nieuws! Bij het knippen en mulchen van de verdorde plantendelen in een border die vorig jaar werd geplaagd door naaktslakken kwam ik behoorlijk veel lookglansslakjes tegen. Aangezien deze kleine slakken en vooral slakkeneieren eten van andere slakkensoorten lijkt het erop dat de hulptroepen voet aan wal beginnen te krijgen. Tot nu toe ook beduidend minder slakkenschade in die specifieke border t.o.v. vorig jaar. Niets doen zou hopelijk het beste kunnen werken. 🙂 Al zal ik nog maar niet te vroeg victorie kraaien. 🙂

        • Iris Veltman
          10 maart 2017

          Jippie! Dat is goed nieuws. Die kom ik inderdaad ook vaak tegen. Inderdaad nog niet te vroeg juichen, maar wel duimen dat het zo goed blijft gaan!

  2. De Fruitberg
    1 maart 2017

    Ik grijp wel in, maar niet met chemische of bio-chemische middelen. Ondertussen al weer enkele jaren niets gebruikt, behalve het bloemenschaartje om ’s nachts slakken door te knippen en geurbollen tegen de woelmuizen en als het met die laatste echt de spuigaten uitloopt, een woelmuizenval..
    Mijn omgeving is meer dan natuurlijk genoeg, maar ook na 5 jaar is er absoluut geen sprake van een biologisch evenwicht en vormen de slakken hier sommige jaren een onwaarschijnlijke plaag.

    • Iris Veltman
      1 maart 2017

      Oef, da’s een lastige situatie. Mijn handen gaan er altijd zo van kriebelen om uit te zoeken waar dan het probleem zit! Ik Hoop voor jullie dat er zich een evenwicht instelt zodat de hulpmiddelen niet meer nodig zijn. Blijft lastig met woelmuizen inderdaad.

  3. groengenot
    1 maart 2017

    Super geschreven! Hier net de laatste spruitjes geoogst van planten die deze zomer vol maar echt vol rupsen zaten. Dubbele functie dus : bijgedragen aan het vlinderbestand hier en toch onszelf van voedsel voorzien. Eerlijkheidshalve moet ik er wel bij zeggen dat ik af en toe als de planten wat zielig begonnen te ogen er met de tuinslang een straal regenwater op gespoten heb.

    • Iris Veltman
      1 maart 2017

      Als ik zie dat een plant er inderdaad duidelijk onder komt te leiden dan heb ik in het verleden inderdaad ook wel even de tuinslang gepakt. Al was het even om de frustratie wat ruimte te geven 😉

  4. Patrick
    5 april 2018

    “Addertje onder het gras, als je goed doorleest: die schimmel is generalistisch bij kevers en valt dus álle kevers aan. Dat betekent o.a. ook lieveheersbeestjes.”

    Op onderstaande pagina vind ik volgende informatie:

    Klik om toegang te krijgen tot fs_PC-029056_01-Jun-03.pdf

    “Submitted studies show that Metarhizium anisopliae strain F52 is not harmful to earthworms or to such beneficial insects as lady beetles, green lacewings, parasitic wasps, honey bee larvae, and honey bee adults.”

    Dat zou betekenen veilig voor lieveheersbeestjes (lady beetles).

    • Iris Veltman
      6 april 2018

      Beste Patrick,
      Dat de EPA dit zegt verbaast me. Het is jammer dat ze niet de studies noemen waarop ze dit baseren als ze zeggen dat ze dit uit studies halen. Ik heb nog eens gezocht, want dit verhaal heb ik al weer een tijd geleden geschreven en ik schud die informatie die ik toen tegenkwam niet zo snel weer uit mijn mouw. Omdat het een klein detail was in mijn verhaal leek het me indertijd niet nodig er bronnen aan te verbinden. Er, M.K. et al (2008) concludeert dat Metarhizium anisopliae bij volwassen kevers van Coccinella septempunctata (het zevenstippelig lieveheersbeestje) in hun worst-case scenario experiment tot 47,61% sterfte veroorzaakte, ten opzichte van 13,47% in de controlegroep. Sporalisatie was laag. Andere onderzoeken keken niet specifiek naar deze tak van lieveheersbeestjes. Een studie van Ginsberg, H.S. et al (2002) naar o.a. Hippodamia convergens, een Noord-Amerikaanse verwant, naast de huiskrekel (Acheta domesticus), testte M. anisopliae in spray-vorm (“significant mortality”) en de overdracht tussen besmette en niet-besmette individuen (“resulted in mortality from horizontal transmission to untreated beetles and crickets”). Hun conclusie was deze: “Spread of fungal infection in the beetles resulted in mortality on days 4–10 after treatment, while in crickets mortality was on day 2 after treatment, suggesting different levels of pathogenicity and possibly different modes of transmission.” Een studie naar de verwant Menochilus sexmaculatus Fabricius concludeert: “… all of the Metarhizium spp. isolates were pathogenic on the larvae of Menochilus sexmaculatus.” TRIZELIA et al (2017). H.B. Wakuma (2016) onderzocht Cheilomenes lunata: “C. lunata is less susceptible to M. anisopliae isolate ICIPE 62 at a concentration that caused high mortality in all the three aphid species tested.” (7,5% t.o.v. 2,5% in de controle). “Our results support the assertion by various workers that despite the wide host range of M. anisopliae , certain strains and genotypes are more restricted to particular species of insects (Bidochka and Small, 2005).” Er is dus nogal wat variatie in de resultaten. Variatie in strain, soort kever, dosis, directe en indirecte besmetting en omstandigheden dragen daaraan bij en ook hoe het buiten laboratorium-onderzoek werkt. Dat ik zei dat lieveheersbeestjes dus ook besmet kunnen worden is dus niet sluitend bewezen, maar de claim van de EPA ook niet. En over de effecten van M. anisopliae strain 52 op Coccinellidae specifiek is buiten verkoper Bayer zelf om niets te vinden.

      Mijn punt was echter dat de schimmel generalistisch is. Zoals in Ginsberg, H.S. et al (2002) werd gewezen op het effect op huiskrekels. Mohammadbeigi, A. et al (2015): pathogeen voor sabelsprinkhanen (Uvarovistia zebra). H.B. Wakuma (2016) gebruikte een voor aphids (bladluizen) dodelijke dosis op C. lunata. Hij noemt ook een studie die ik helaas niet op internet terug kan vinden, maar die samenvat wat de andere signaleren: “[Metarhizium anisopliae] has been reported on more than 200 insect hosts (Veen, 1968)” Zelfs specifieke strains lijken vooralsnog meer dan één host te hebben. En het klinkt misschien raar, maar ik vind het niet mooi meegenomen als de krekels in mijn tuin en de bladluizen bestreden worden door een middel dat ik zou inzetten tegen taxuskevers. Want dan stort het voedselaanbod voor -o.a.- lieveheersbeestjes in elkaar en daaropvolgend hun predatoren. Dus ja, ik vind dat nog steeds een belangrijk addertje onder het gras. En dat onderstreept nog eens het punt dat ik in deze blogpost wilde maken.

      Bronnen:
      Er, M.K. et al (2008)
      Ginsberg, H.S. et al (2002)
      TRIZELIA et al (2017)
      H.B. Wakuma (2016)
      Mohammadbeigi, A. et al (2015)

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.

Informatie

Dit bericht was geplaatst op 1 maart 2017 door in Ecologisch tuinieren en getagd als , , , , , , .
%d bloggers liken dit: