In de categorie ‘Tuindagboek’ schrijf ik over wat me in de tuin is overkomen. Deze keer: wtf…
Vorige week vrijdag heb ik een bodemmonster genomen voor de cursus die ik doe. Het had ’s ochtends geregend en de grond sompte onder mijn voeten. Het was even pittig graven, want de aarde was zwaar en nat en bleef enorm aan mijn schep hangen. Ten slotte had ik een flinke kluit uitgestoken, maar ik moest hem in een glazen potje zien te krijgen en dat paste nu natuurlijk niet. Dus ik hakte hem in stukken. Spontaan kwamen er ten minste drie regenwormen tevoorschijn gekropen, gelukkig niet geraakt maar nu duidelijk geschrokken van wat er met hun verblijfplaats gebeurde. Ik denk dat ze met zijn allen omhoog gekropen zijn vanwege het vochtgehalte in de bodem – er was in ieder geval zo weinig organisch materiaal zichtbaar dat het aantal in die kluit wel erg overdreven leek. Maar goed, ik wil ze niet kapot maken, dus heb ik de kluit zo voorzichtig mogelijk in stukken gebroken en ieder deel gecontroleerd, de pieren eruit gehaald en de rest in de pot gedaan. Ten slotte was de pot vol en kon ik het gat weer vullen. Ik deed water bij het bodemmonster en schudde – de bedoeling was dat ik een zogenaamde ‘jar test’ deed, waarbij verschillende bodemdeeltjes snel of langzaam zakken, waardoor je aan het einde meerdere lagen ziet en kunt inschatten wat voor grond je hebt. Het monster was nu donker en ondoorzichtig en thuis zette ik hem neer en wachtte tot het water helder geworden was.
De volgende dag was het zover. Geen lagen te zien – het hele monster blijkt uit 100% silt te bestaan, heel maf in Noord-Holland maar ja, dit is ongetwijfeld het werk van mensen. Ik keek ernaar en zag, tot mijn schrik, toch een pier bovenop de dikke laag silt liggen, bewegingloos. Helaas, toch eentje verzopen. Dat vond ik toch heel jammer. Maar ik ging verder met mijn opdracht. Omdat ik de bezinkingssnelheid nog eens goed wilde zien, heb ik de pot een dag later nog eens geschud. Dit keer zag ik geen pier meer; waarschijnlijk zat die aan de deksel geplakt. De pot stond naast mijn computer, een brok kleddernat silt, zonder een enkele spoor van beweging.
Gezien de titel en het verhaal raad je waarschijnlijk al waar dit heen gaat. Op woensdagavond zit ik achter mijn computer. Na een hele dag lezingen volgen, teksten doorlezen, schrijven en begeleidende video’s kijken had ik het een beetje gehad. Ik droomde wat weg en staarde voorbij de computer, nog amper horend wat er werd verteld. Ineens – hé, was dat beweging? Ik ga op ooghoogte met de pot zitten – de video die ik moest bekijken speelt wel verder maar nu luister ik helemaal niet meer. En langzaam – ja hoor, daar beweegt iets, héél voorzichtig, alsof het net wakker wordt. Dus ik schroef de pot open. Hop, de stumpert valt zo terug in het water. Met een stukje plastic heb ik hem heel voorzichtig omhoog gehengeld. Dat was nog zo makkelijk niet, hij schrok steeds en als hij dan verkrampte rolde hij zo weer van het plastic af. Maar tenslotte had ik hem en legde hem in de deksel. Hij was kleddernat. Ik bewoog de deksel wat om het water van hem af te krijgen en blies voorzichtig op hem om hem te drogen. En toen ging het voorste deel, heel voorzichtig, wat bewegen. Langzaam tastte hij zijn omgeving af, steeds actiever, tot ook zijn achterdeel in beweging kwam (en de tegenovergestelde kant op leek te gaan). Hij probeerde te ontsnappen, maar de rand van de deksel krulde naar binnen, wat het toch wel moeilijk maakte. Nog steeds verrast starend naar het zombieschepsel probeer ik te bedenken waar ik hem ga laten. Buiten sneeuwt het – oef, dat is een shock. Maar de potplanten binnen zijn waarschijnlijk ook niet erg geschikt nu. Dan toch maar buiten. Mijn man heeft de mulch aan de kant geschoven en met een schepje een klein stukje gegraven. Voorzichtig hebben we de ondode pier erin gedaan en met de aarde overdekt. Hopelijk vind het monster uit mijn monster daar een mooi nieuw plekje. Een mooi einde aan dit griezelverhaal. Ik heb er wel van geleerd. Blijkbaar verzuipen pieren niet zo maar even. Ze zijn misschien klein, maar wel sterk. En ze zijn lichter dan silt, dat ook. En nog iets wat ik geleerd heb: in films doen ze altijd zo moeilijk, maar dat hoeft helemaal niet – de zombie gewoon weer begraven en het is opgelost, zo makkelijk blijkt het te zijn.