In de categorie ‘Tuindagboek’ schrijf ik over wat me in de tuin is overkomen. Deze keer: a cautionairy tale…
De temperaturen dalen (eindelijk, daar hou ik van!). En dus, vorige week, haalde ik dan maar eens de kamerplanten binnen. De hele zomer én de Indian summer lang hebben ze buiten gestaan, genietend van het extra beetje zon en warmte. Ik veegde de paar slakjes van de potten, maakte ze schoon, controleerde hoe de planten eruit zagen en zette ze binnen. En toen zag ik een dood blaadje. Op de houtachtige, verticale steel van mijn Codiaeum. Ik wilde het eraf halen, maar zag het net op tijd. Nee, dat is geen dood blaadje, dat is een rups! Een prachtig grote, trouwens. Een rups van de perzikkruiduil, een grote nachtvlinder met donkere vleugels, volgens mij. Dat is er eentje die zich overdag schuil houdt en ’s nachts op rooftocht gaat tussen de planten. Ze zijn niet heel kieskeurig; ik heb heel wat geschikte snackplanten voor hem in de tuin, geen probleem als hij daar wat aan knabbelt. Ik vind het zelfs leuk, dit bezoek. Maar echt, het leek precies een verfrommeld dood blaadje. Dus geshowed aan man en zoontje – ook zij zagen hem (ondanks mijn wijzen) eerst niet eens.
Tja, hij mag toch echt niet mee naar binnen. Dus heel voorzichtig heb ik hem losgepeuterd – hij zat goed vast en je wilt hem natuurlijk geen pijn doen of beschadigen. Zodra ik hem los had, plakte hij zich aan mijn hand vast met hele zachte, kleverige draden. Buiten heb ik een mooie, stevige tak van de aalbes gekozen en hem daaraan gehangen. Meteen rangschikte de rups zichzelf, tot hij weer in diezelfde houding, als een bijna onzichtbaar, dood blaadje aan de tak hing. Gelukkig heb ik hem op tijd ontdekt, want zo zie je maar hoe snel je zo’n diertje over het hoofd kan zien.