Dit mos kleurt in natte periodes geelgroen maar is pas echt spectaculair in het najaar, als het fel afsteekt met het vaal wordende helmgras.
Waarom zoveel werk verzetten om alles in toom te houden? We kunnen onszelf een hoop werk besparen door beplanting als dynamisch te beschouwen.
Zou er zoiets als anti-aging crème voor planten bestaan, voor een langere bloei? Een hydratatie-crème tegen het afsterven van de bladeren in de winter? Of fixatie-spray om de bladeren op hun plek te houden? Een gat in de markt volgens mij. We kunnen al kale plekken bij planten verhelpen en zorgen dat ze weer meer bloeien door te snijden – dat noemen ze zo toepasselijk ‘verjonging’.
We zijn heel streng voor onszelf. We mogen niet ouder worden en niet veranderen. Ik nader de 30 en voor veel mensen om mij heen is dat (dat ík ouder word hè) ineens een big deal. Misschien omdat het betekent dat zij zelf ook ouder worden. Ik zeg trouwens ook big deal, maar ik bedoel het meer ironisch. Anyhow, mijn punt is dat we hard werken om vooral niet te veranderen. En datzelfde doen we volgens mij net zo in onze omgeving. Alles moet oneindig lang meegaan, zelfs ons afval. We kopen appels die meer dan een jaar geleden zijn geoogst, in een zak die over 20 jaar nog steeds niet vergaan is en verwachten dan ook nog dat die appels lange tijd meegaan. Ik zie het ook steeds gebeuren in een tuin. Mensen maken een beplantingsplan (of zetten maar wat neer) of kopen een beplantingsplan en verwachten vervolgens dat het jaar in, jaar uit hetzelfde eruit blijft zien. Planten moeten bijvoorbeeld op hun plek blijven, meteen al groot zijn maar niet groter worden, er mogen geen nieuwe planten vestigen, alles moet zo lang mogelijk bloeien. ’s Winters moet een tuin ook nog zo groen mogelijk zijn, daarvoor planten we heel veel gras en groenblijvers. En als dat allemaal niet lukt of teveel werk kost, dat betegelen we de hele boel en ziet alles er dag in dag uit (ongeveer) hetzelfde uit.
Ik vraag me vaak af waarom we eigenlijk zo veel werk verzetten om alles hetzelfde te houden. Zouden we een afkeer hebben van verandering, omdat het ons herinnert dat alles tijdelijk is? Of omdat het eigenlijk zo complex is dat we het niet goed kunnen overzien? Dat zijn juist twee feiten waaraan we niets kunnen veranderen. Er bestaat niet zoiets als ‘permanent’. Dát is de natuur en of we het nu leuk vinden of niet, wij zijn daar onderdeel van. Maar verandering is ook iets heel moois. Het is het vermogen tot overleven. Alleen door steeds op nieuwe plekken te vestigen en te verspreiden kan een soort overleven. Wij hebben de hele wereld bevolkt, dus daarin lijkt ook óns talent te zitten.
Dus waarom zouden we een stel planten bij elkaar zetten en verwachten dat ze allemaal netjes in de houding blijven staan? Waarom niet ontwerpen juist mét de kennis dat het allemaal verandert, dat het iets dynamisch is? Met dat laatste ben ik zelf veel aan het experimenteren. Ik hou er rekening mee dat bepaalde planten zich zullen gaan verspreiden, sommige planten na 1-2 jaar zullen verdwijnen (al dan niet gepland, het gebeurt altijd), sommige planten later pas tot hun recht komen (zoals schaduwplanten en meerjarige bloeiers) en dat de omstandigheden per jaar, per seizoen maar ook per week zullen veranderen. De bodemkwaliteit wordt bijvoorbeeld beter, er is meer schaduw, specifieke planten worden langzaam groot. Ik gebruik zelfs graag woekeraars (wandelaars) om gaten (van nu en later) te vullen! Ze zoeken zelf de plaats wel waar ze het beste groeien. En als ze mooi zijn, eetbaar of nuttig dan maakt die eigenschap juist dat ik minder werk hoef te doen om mijn borders mooi, eetbaar en nuttig te houden. Het beplantingsplan houdt dus niet alleen in welke plant waar moet, maar ook dat die planten (van vorm, grootte, aantal, bloei of plek) veranderen. En als je weet hoe een plant groeit en zich verspreid en daarmee rekening houdt in de toepassing/het ontwerp, dan is de kans dat die plant een probleem vormt veel kleiner. Je weet immers wat je kan verwachten.
Het heeft een verrassingseffect wanneer een plant ergens opduikt waar je hem niet geplant had. Of dat er iedere week weer een nieuwe kleurencombinatie te zien is. Dag in dag uit appels eten is ook al snel niet leuk meer. De leukste (voor)tuinen (en stukjes natuur) vind ik dan ook die waar je tijdens het langslopen steeds weer even kijkt hoe het er nu weer bij staat. Soms is alles uitgebloeid en dan is dat jammer. De hele winter als ik langsloop kijk ik uit naar het voorjaar, wanneer de bloemen weer openbarsten. Maar wat een mooie verrassing is het dan als je langsloopt en de tuin is één en al kleur. Helemaal blij word ik van die tuinen. Ze hoeven niet steeds maar ‘perfect’ te zijn. Verandering maakt juist dat iets interessant blijft! Het hoort erbij. En het scheelt een hoop werk om planten de ruimte geven om te doen wat ze doen, of dat nou rondwandelen is of de hoogte in gaan. We hoeven helemaal niet zo streng te zijn voor onze tuin. Of voor onszelf!
PS: Bent u er alsnog van overtuigd dat woekeraars het einde van een mooie tuin zijn? Ik zal er een aparte post aan wijden 😉
Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.
Ik ben Iris Veltman. Ik heb HBO Milieukunde gestudeerd en daarna gewerkt als procestechnoloog bij een bedrijf dat van afvalproducten nuttige producten maakt (o.a. compost en biogas). Nu ben ik bezig met mijn eigen bedrijf: Iris' Garden Ecology. Mijn doel is mensen te laten zien dat de natuur in de tuin niet bestreden hoeft te worden.
een stukje om blij van te worden
Dank je wel voor de leuke reactie, daar wordt ik dan weer vrolijk van 🙂