Dit artikel is de derde uit een reeks artikelen, verschenen in De Nieuwe Stek van januari/februari 2014, het ledenblad van de afdeling Midden-Kennemerland van Groei & Bloei.
Dieren blijven verrassen. Dat ontdekte ik afgelopen november weer. Mijn verbena heeft maandenlang vlinders voorzien van nectar, maar toen de zaadjes rijp waren bleek nog een diertje gesteld te zijn op deze plant: het pimpelmeesje. Als een kogel schiet het vogeltje door de lucht om zich vast te grijpen aan de stengel, die vervolgens zo ombuigt dat het kleine acrobaatje ondersteboven hangt. Met uitgestrekt nekje pikt het diertje vervolgens de zaden van de uitgebloeide bloemhoofdjes. Zo leuk om te zien en altijd weer jammer dat als ik mijn camera eindelijk heb, het diertje het voor gezien houdt.
Belangrijk bij ecologisch tuinieren is het aantrekken van voor ons nuttige dieren. De eerste dieren die zich vestigen in een tuin zijn voornamelijk dieren die planten eten, zoals slakken, bladluizen en rupsen. Zonder roofdieren vermenigvuldigen ze zich snel, maar gelukkig trekt hun aanwezigheid vanzelf roofdieren aan. En als die er eenmaal zijn, worden de planteneters onder controle gehouden en blijft de schade aan planten beperkt. Maar raakt het eten op, of zijn er geen prettige verstopplekken, dan gaan ze weer weg. Maak het ze naar de zin en u heeft zo een heel leger om u te helpen bij de plaagbestrijding.
Om lieveheersbeestjes en andere bladluis-eters te trekken is dus altijd een beetje bladluis in de tuin nodig. Planten zoals Oost-Indische kers, kamperfoelie en sterke rozen (vooral wildere soorten die ook weer goede bottels aanmaken) hebben vaak bladluis maar lijden er meestal niet onder. Als nestplaats gebruiken lieveheersbeestjes graag dichte groenblijvende planten. Heeft u wel eens in het voorjaar buxus verstoord? Dan komen ze massaal tevoorschijn.
Ook veel vogels zijn goede plaagbestrijders; merels en lijsters eten bijvoorbeeld slakken, terwijl kool- en pimpelmeesjes systematisch bomen en struiken controleren op bladluis. Biedt gevarieerd voedsel aan. Gebruik vruchtdragende, zaadvormende en nectarplanten (om insecten te trekken). Veel vruchtdragende planten zijn ook goede nectarplanten, zoals kamperfoelie, bottelroos, meidoorn en framboos. Zaadvormers zijn bijvoorbeeld rode zonnehoed, zonnebloem en kaardenbol. Vogels kunnen in de buurt nestelen of in vogelhuisjes, maar veel vruchtdragende planten vormen ook goede nestgelegenheid.
Gebruik verder veel nectarplanten. Hiermee helpt u bijen, vlinders en hommels, die onze gewassen bestuiven. Ze vormen ook weer een belangrijke voedselbron voor vogels, egels en amfibieën. Als nectarplanten zijn lipbloemigen altijd goed, kies verder liever enkelbloemige planten die niet te ver zijn doorgekweekt en zoek biologisch geteelde bollen. En geniet van de malle dierencapriolen die dan volgen!
Iris Veltman