Hoe maak je een insectenhotel? En hoe zorg je ervoor dat die ook bewoond wordt? Samen met mijn cursisten bouwde ik een grote van oude stenen, bamboe uit de tuin en stammen die al aanwezig waren.
Met cursisten van de basiscursus permacultuur bouwde ik een Grand Hôtel à Insectes op de tuin van PermacultuurCentrum Haarlem. Dat is makkelijker zelf te doen dan het lijkt, daarom schrijf ik op wat we deden.
In het eerste deel focuste ik vooral op de bouw: de materialen, de fundering, de aardhommelnesten en het egelhuis (welsiwaar niet voor insecten, maar wel een mooie simpele oefening voor mijn cursisten). In dit tweede (en laatste deel) lees je hoe we de muren, het dak en natuurlijk de holen voor wilde bijen maakten. Over de planten die ermee samen gaan schrijf ik nog een volgend artikel, anders leest deze zo lang.
Op de fundering metselden we muurtjes van rondslingerende bakstenen. Dat deden we in halfsteensverband, waarbij de stenen verspringen. We gebruikten cement, omdat het hotel niet omgeduwd moet kunnen worden door de kinderen die soms op de tuin spelen, en omdat vochtige muurtjes makkelijker voor dieren en planten te bevolken zijn. De muurtjes zijn niet allemaal dezelfde hoogte, zodat het dak richting het noordwesten (de windhoek) helt en afwatert.
Ieder muurtje bouwden we direct boven één van de staanders van de fundering (de grote tegels die op hun kant zijn ingegraven). Een handige tip van mijn man, die bouwkundige is en die ik voor de zekerheid bij de bouw van het hotel erbij had gevraagd. Zo komt het gros van het gewicht direct op die staanders te liggen en niet op het overhangende deel, zodat het bouwwerk stevig is. We maakten zo twee kamers, één voor holle stengels en één voor hout.
Dit was een dingetje. We moesten wat verzinnen met de materialen die rond en op de tuin rondslingeren. We hadden wat geïmpregneerde planken, die ik liever niet gebruikte vanwege de chemicaliën, maar voor nu als tijdelijke oplossing zie. Die pasten perfect (naast elkaar) schuin over de muurtjes. Mijn man vond nog een set kort afgezaagde vlonderplanken, die hij als dakpannen overlappend bovenop die planken onder elkaar heeft geklemd. In de toekomst breidt ik het misschien uit naar een begroeid dak zonder geïmpregneerd hout, maar daarvoor moet ik eerst verder plannen en sprokkelen rond de tuin. Het voordeel van de stenen en de constructie is dat we deze zo dusdanig stevig gemaakt hebben dat dit later eventueel kan.
Een deel van de wilde bijen (met name metselaars en behangers) maakt hun nest in holle plantenstengels of oude kevergangen in dood hout. Sommige soorten kiezen ook wel vreemdere plekken, zoals de rosse metselbij, die naast holle stengels en kevergangen ook allerlei holtes en kieren gebruikt – zoals een sleutelgat of zelfs een duploblokje!
De meeste van die wilde bijen gebruiken zo’n tunnel als nestplek, waar ze hun eitjes in afzetten. Ze maken daarbinnen geen honingraad, maar een ketting van kamertjes achter elkaar tot de hele tunnel gevuld is. Ieder eitje krijgt een kamertje en een voedselpakketje (stuifmeel). De moederbij metselt de voordeur achter ze dicht, zodat de eitjes en de larven relatief veilig zitten tot ze naar buiten komen.
Die nestplaatsen kunnen we kunstmatig creëren. Tunnels moeten dan wel aan een paar eisen voldoen: de opening moet tussen de 2 en 12 mm groot zijn, een deel van de dag in de zon staan en beschut zijn. De tunnels zelf mogen geen scheuren bevatten en moeten zo glad mogelijk zijn, en dicht aan de achterkant.
Op de tuin staat een grote kluit bamboe, een overblijfsel van de vorige gebruikers. Het PermacultuurCentrum gebruikt het vooral voor de productie van eigen aanbindstokken en als speelplek voor kinderen. Bamboe is hol vanbinnen, dus ook een perfecte grondstof voor een insectenhotel. Maar: de achterkant van een tunnel moet dicht zijn. Dit zie ik vaak fout gaan bij de bamboestengels in commercieel aangeboden insectenhotels. Terwijl er een simpele truc is. Bamboestengels hebben knopen, onderbrekingen in de stengels waar bladeren uit komen. Hier is de stengel van binnen dicht. Dus als je stukken van een nieuw stengel steeds achter een knoop afknipt, dan krijg je bamboestengels die aan één kant open en aan één kant dicht zijn.
We hebben behoorlijk wat bamboestengels geknipt om het insectenhotel te vullen. Volgend jaar plan ik dat nog verder aan te vullen, om ook de kieren tussen het dode hout zo veel mogelijk te gebruiken. We gebruikten vers afgeknipte bamboestengels, omdat het als het droog is veel makkelijker splintert.
Op de tuin was een zieke berk geveld. Omdat het hout aanwezig was, wilde ik proberen dat te gebruiken. Het lastige is dat berkenhout zacht is en dus sneller barst en splintert als je erin boort. Als je hout koopt voor een insectenhotel, dan is (onbehandeld) hardhout een betere keuze. Maar mijn man boorde voorzichtig in de berkenstammen, die we iets meer dan twee weken hadden laten drogen. Het resultaat is dusver glad, maar of het door weer en wind zo blijft moeten we denk ik afwachten.
De hele kamer in het hotel is nog niet vol, want niet alle stammetjes waren goed droog dankzij alle regen. Mijn bedoeling is dat volgend jaar verder aan te vullen.
Maar met een insectenhotel ben je er niet. Of je hotel bewoond wordt of niet hangt af van de planten in de buurt. Welke ik voor het projecttuintje rond dit hotel koos volgt in een latere blogpost. Want welk hotel kan nu zonder voedsel?
Pingback: Planten voor een insectenhotel | Iris' Garden Ecology
Pingback: De bouw van een insectenhotel (deel 1) | Iris' Garden Ecology
Dank je wel voor de goed tip zeker over de bamboe te gebruiken er voor