In de categorie ‘Tuindagboek’ schrijf ik over wat me in de tuin is overkomen. Deze keer: eh… buurman?
De eerste keer dat ik mijn buurman vroeg of ik zijn voortuin mocht vegen en de bladeren in mijn tuin mocht gebruiken keek hij mij aan alsof… nou, alsof ik vrijwillig had voorgesteld zijn huishouden voor hem te doen. Ja, dat mocht wel, als ik dat graag wilde…
Inmiddels zijn mijn buren wel wat gewend van me. Ik rommel heel graag in de tuin, zij absoluut niet. Bij mij is alles groen, bij mijn buren bijna alles bestraat, op een grasveldje na (dat deze week wel wat groter geworden is). Ik veeg in het najaar al sinds zij betegelde de bladeren uit hun voortuin, die ik als mulch in mijn eigen borders gebruik. Van de week was ik ’s avonds aan het werk en hoorde dat de buurman bezig was zijn gras te maaien. Ik dacht nog: is dit té gek? Nee, ze kennen me langer dan vandaag. En gezien vogels er steeds met mijn mulch vandoor gaan, het bizar snel afbreekt in mijn tuin en een deel van de bodembedekkers nog niet volgroeid is, heb ik altijd een veel minder dikke laag liggen dan ik zou willen. Grasmaaisel, een goede stikstofbron, ja dat wil ik toch echt hebben!
Nu kan ik niet over het muurtje kijken dat onze tuinen scheidt, maar mijn man wel. Dus ik vraag hem: “Zou je Buurman willen vragen of hij het grasmaaisel weggooit en zo ja, of wij dat mogen hebben?” Mijn man kijkt mij daarop wat aarzelend aan, alsof hij half verwacht dat ik een grapje maak. Hij besluit dat ik het meen en vraagt, enigszins schoorvoetend: “Moet dat echt?” Ik kijk hem heel lief aan en hij zucht en gaat naar buiten.
Buurman komt over de muur hangen en stelt wel moeilijke vragen aan mijn man. “Maar er zit onkruid tussen, dat willen jullie toch niet?” “Krijgen jullie dan geen onkruid?” Ik kom erbij staan. “Nee, hoor, helemaal prima.” Oké, zegt Buurman en ik krijg een grote emmer met grasmaaisel en enkele onkruidjes erin. Hij en mijn man kijken wat verward toe terwijl ik het vrolijk tussen mijn planten strooi, daar waar het juist wat kaal begon te worden. “Maar ben je niet bang voor onkruid?” vraagt Buurman nog eens. “Nee,” zeg ik, “Zeker met dit warme weer droogt het snel uit en dan doet het niets meer.” Oké, hij haalt zijn schouders op. Daarna krijg ik nog een grote emmer met alleen maar onkruid, wat hij tussen zijn tegels vandaag heeft gehaald. “Wil je dit dan ook?” “Ja, graag!” Dus opnieuw loop ik te strooien door mijn tuin en ben blij dat ik de mulch kan aanvullen. Hij vraagt: “Waarom doe je dat?” Waarop ik hem uitleg over mulch en bemesten en dat dit goede stikstofbemesting is. Hij lacht en vindt het helemaal goed dat hij ons met zijn afval blij heeft kunnen maken.
Een dag later staan mijn man en ik in de keuken. Ineens hangt er een hoofd over de muur en Buurman roept. We komen verbaasd aanlopen. Of we nog meer gras willen. Alleen, dit keer is het een grasmat. Super, Buurman, bedankt dat je aan ons denkt, maar dát is nou net te veel van het goede